12,7g Cl /I. De oesterpercelen zijn langer
bevaarbaar dan mosselpercelen, door hun
diepere ligging op N.A.P. -2 m tot -4,2 m.
Ook het verspreidingsgebied van de kokkels is
gerelateerd aan het zoutgehalte, dat hoger
moet zijn dan 13,0 g Cl /I.
De overige visserij, zoals de garnalen en
kreeften, is van minder betekenis dan de
schelpdierencultures.
Tijdens de sluitingsoperaties treden op de
Oosterschelde tot aan de Oesterdam en de
Philipsdam, maar ook achter de dammen,
peilsituaties op, die afwijken van de huidige en
ook van de toekomstige omstandigheden.
Nagegaan is, op welke wijze en in welke mate
een en ander van invloed zou kunnen zijn op
de afwatering van omliggende gebieden, met
name van polders langs de Oosterschelde,
Volkerak, Eendracht en Zoommeer, langs het
Veerse Meer en langs de Brabantse rivieren. Bij
de afwateringsmogelijkheden van de polders
langs het huidige Oosterscheldegebied wordt
ervan uitgegaan, dat de nog bestaande uitwa
teringssluizen van polders tegen de tijd dat de
compartimenteringsdammen worden gesloten
zullen zijn vervangen door gemalen. Deze
vervanging valt onder de aanpassing van
Waterstaatswerken, zoals in de Deltawet
geregeld. Uit berekeningen blijkt, dat in geen
van de situaties wezenlijke capaciteitsreducties
optreden.
Voor het Veerse Meer zal het gerekt getij op de
Oosterschelde bij de alternatieven II en III een
aanzienlijke reductie in lozingscapaciteit van de
Zandkreeksluis veroorzaken, met als gevolg dat
in de winter grote peilstijgingen op het Veerse
Meer zullen optreden. Men zoekt nu naar
aanpassingsmogelijkheden, met name voor de
thans nog vrij lozende polders.
De Mark en Dintel, de Roosendaalse en
Steenbergse Vliet en de Zoom lozen op
natuurlijke wijze op de Oosterschelde en zijn
dus afhankelijk van het peil op de Oosterschelde.
Het peilverloop bij alternatief I is ongunstiger
dan dat bij de alternatieven II en III. Desondanks
worden voor de Vliet en de Zoom bij geen van
de drie alternatieven problemen verwacht. Met
betrekking tot de Mark en Dintel kan mogelijk
tijdelijk hinder ontstaan in een periode met
veel neerslag. De kans hierop is in de winter
groter dan in de zomer. Misschien moet dan
een noodbemaling worden ingesteld.
Foto: Oestercultuur bij Yerseke
Fig. 7. Voorbeeld van vegeta
tie-zonering op de schorren en
slikken
86