waardoor de beschikbare tijd om bij laag water
te fourageren wordt beperkt. Van belang hierbij
is de tijd van het jaar- en het dag- en nachtritme
van de vogels. De winter is voor veel vogels de
kritieke periode.
De dynamiek van stroming, getij en golven
zorgt in de Oosterschelde voor een gevarieerde
morfologie, te zien aan de vorm van plaatranden
en schorkliffen. Bij de verandering in stroming
en getij na 1986 moet worden voorkomen dat
er erosie-processen plaatsvinden, die in
principe niet in een estuarium thuishoren.
Blijft de waterstand gedurende een bepaalde
tijdsduur op een stagnant peil, dan gaat de
golfwerking de erosie van plaatranden en
schorkliffen bepalen. In perioden van storm
dienen stagnante waterstanden tussen N.A.P.
- 1,5 m en N.A.P. - 2,5 m niet langer dan 12
uur voor te komen.
Voor de ontzilting van het Volkerak en Zoom
meer is vooral van belang in welk seizoen de
ontzilting zal plaatsvinden. Na de sluiting van
de compartimenteringsdammen zal via de
inlaatsluis in het Volkerak 40 m3/s zoet water
moeten worden ingelaten, ten behoeve van de
peilbeheersing op het Volkerak en Zoommeer
en ter compensatie van het zoetwaterverbruik
van de schutsluizen. Onder invloed daarvan, en
van de natuurlijke zoetwater-aanvoer door
neerslag, rivieren en polderwaterlozingen, zal
het zoutgehalte gaan dalen. Als gevolg van die
daling en door het wegvallen van het getij
zullen de aan zout water gebonden organismen
afsterven. De afgestorven organismen worden
afgebroken middels bacteriologische proces
sen, waardoor zuurstofarmoede of zelfs
zuurstofloosheid kan optreden.
Door extra hoeveelheden zoet water vanuit het
Hollands Diep-Haringvliet in te laten en
nagenoeg dezelfde hoeveelheid op de Wester-
schelde te lozen kan behalve een snelle
ontzilting ook aanvoer van zuurstof worden
bewerkstelligd. Landelijk gezien is hier echter
niet in elk seizoen evenveel zoet water voor
beschikbaar. Dit geldt met name in het najaar,
wanneer de rivierafvoeren over het algemeen
laag zijn.
Een tweede probleem is de lozing op de
Westerschelde. Het gevolg van lozingen tijdens
de ontziltingsperiode is, naast een daling van
het zoutgehalte, een belasting met afgestorven
organismen. De afbraakprocessen zullen dan
op de Westerschelde plaatsvinden, waardoor
het zuurstofverbruik daar toeneemt. Gesteld
kan worden, dat de ontzilting bij voorkeur dient
te beginnen wanneer de hoeveelheid biomassa
en de watertemperatuur laag zijn: in najaar of
winter. Behalve voor de ontzilting is de Wester-
Foto: Het werkeiland op de
Plaat van de Vliet. Op de
achtergrond de Grevelingen-
dam
Fig. 6. Verloop van de
waterstanden te Yerseke bij
een zandsluiting van het
Krammer volgens Alternatief II
SVK GEDEELTELIJK OPEN DICHT OPEN GEDEELTELIJK OPEN
84