A
ZWEVENDE STOF (mg/1)
C ORGANISCH IN mg/1
*1
~L_
ZEE
STROOMSNELHEID
MAXIMALE GETIJSNELHEID
LAND
LAAGWATER-
KENTERING
HOOGWATER-
KENTERING
Fig. 5. Verloop van het zwe-
vende-stofgehalte, het P.O.C.-
gehalte en de stroomsnelheid
in de Roompot gedurende een
getij, op 12 augustus 1980
Fig. 6. Schematische weer
gave van het resulterende
landwaartse transport van slib,
vanwege het feit dat de
kritieke erosiesnelheid groter
is dan de kritieke sedimenta
tiesnelheid; het getijdebekken
heeft in de schematisering
overal een gelijke diepte
met het doel, na te gaan in welke gebieden de
belangrijkste erosie plaatsvindt, en naar welke
gebieden het geërodeerde materiaal wordt
getransporteerd. Deze kennis is noodzakelijk
voor het interpreteren van meetgegevens
inzake de slib- en organische-stofgehalten als
functie van plaats en tijd, en voor het simuleren
van de slibtoestand in de Oosterschelde in
wiskundige modellen. Voor het longitudinaal
transport van slib is onder meer de ligging van
erosie- en sedimentatiegebieden ten opzichte
van de eb- en vloedscharen van belang.
Bovendien kan zo een indruk verkregen
worden van de mate waarin de bodemerosie
bijdraagt tot de voedselbalans van het eco
systeem in de Oosterschelde. Aanvankelijk lag
het accent op metingen vanaf schepen. De
Oosterschelde is opgedeeld in een groot aantal
gebieden waarin de troebelheidspatronen met
behulp van een snel varend schip worden
vastgelegd bij verschillende getijfasen
(figuur 4). De beschikbare scheepscapaciteit is
echter onvoldoende om alle gebieden simultaan
te bemeten; bovendien dienen zowel doodtij
als springtijsituaties onderzocht te worden. De
meetinspanning die hiermee gemoeid is, is
aanzienlijk. Een voorzichtige eerste conclusie
uit de metingen is dat erosie vooral optreedt in
ondiepe gebieden en langs de geulranden. Het
opgewervelde bodemmateriaal wordt van hier
uit geleidelijk over de hele dwarsdoorsnede of
een gedeelte ervan verspreid, waarbij secundai
re stromen, vooral transversale circulaties, een
rol spelen.
Een andere techniek om inzicht te verkrijgen in
de erosie en verspreiding van slib is luchtfoto
grafie. Op deze manier kan een simultaanover-
zicht van een groot deel van de Oosterschelde
verkregen worden, veel gemakkelijker dan met
metingen vanaf een schip. De weersomstandig
heden laten dit type metingen echter slechts
sporadisch toe.
Omdat het soortelijk gewicht van slibdeeltjes
over het algemeen groter is dan dat van water,
ondervinden zij onder invloed van de zwaarte
kracht een neergaande beweging, bovenop de
op- en neergaande fluctuerende beweging
veroorzaakt door turbulentie. Naarmate de
turbulentie afneemt, neemt de concentratie van
slibdeeltjes nabij de bodem toe, in vergelijking
met de concentratie nabij het oppervlak.
Slibdeeltjes zetten zich pas vast aan de bodem
wanneer de schuifspanning die het water op de
bodem uitoefent een bepaalde waarde, de
kritische sedimentatieschuifspanning, onder-
schrijdt. De kritische sedimentatieschuifspan
ning is kleiner dan de kritische erosieschuifspan-
45