/er het getij door verlegging van geulen en
schuring van plaatranden, en tenslotte van
e groei van fytoplankton door fotosynthese,
'e noemen deze bijdragen 'bronnen' van
ganisch materiaal.
rganisch materiaal verdwijnt uit het water
oor netto sedimentatie, die onder meer
gepaard gaat met de aangroei van slikken en
schorren, door mineralisatie in de waterkolom
en op de bodem, en door consumptie van
dood en levend organisch materiaal, voorname
lijk door bodemdieren en zoöplankton. Hier
spreken we van 'putten' van organisch materi
aal. Al naar gelang de som van bovengenoemde
organische stofstromen resulteert in verminde
ring dan wel in vermeerdering van organisch
materiaal in de Oosterschelde, vindt er import
of export van organisch materiaal plaats vanuit
of naar de Noordzee.
De getallen die zijn aangegeven voor de
verschillende 'bronnen' en 'putten' in de
organische-stofbalans moeten worden opgevat
als voorlopige ruwe schattingen van gemiddel
den over de hele Oosterschelde gedurende een
jaar. Momenteel vindt onderzoek plaats dat
binnen enkele jaren zal leiden tot nauwkeuriger
cijfers, met name voor primaire produktie, de
mineralisatie en de consumptie. De onnauwkeu
righeid van de huidige schattingen maakt het
onmogelijk om op basis van de organische-stof
balans conclusies te trekken ten aanzien van de
invoer of de uitvoer van organische stof vanuit
of naar de Noordzee.
Om informatie te krijgen over de bijdrage van
het transport van zwevende organische stof in
de Oosterschelde, is in april 1979 een directe
bepaling voor een specifieke getijperiode
gedaan, door in een vaste dwarsdoorsnede
gelijktijdig de stroomsnelheid en het concentra
tieverloop van zwevende organische stof te
meten. Uit deze meting bleek dat door de
doorsnede Wemeldinge-Tholen gemiddeld
een transport van zwevende organische stof
plaatsvindt in de richting van de Kom van de
Oosterscheldeindeordevan 100ton P.O.C. per
dag! Het is echter wel mogelijk dat dit resultaat
niet representatief is voor het hele jaar, maar
dat het resulterend longitudinaal transport
seizoensafhankelijk is. Om hier een inzicht in
te verkrijgen is in de tweede helft van het
afgelopen jaar de transportmeting van april
1979 in vereenvoudigde vorm elke maand
eenmaal herhaald. Over de resultaten kan nog
niet bericht worden, omdat bij het schrijven
van dit artikel nog niet alle metingen waren
uitgewerkt. Vooralsnog lijkt het erop dat het
longitudinaal transport aanzienlijk bijdraagt tot
de organische-stofbalans van de Oosterschelde.
Deze conclusie wordt ook ondersteund door de
resultaten van een troebelheidsmeting op 19
maart 1981 (figuur 4). Het zwevende stofgehalte
van het water dat bij vloed de Kom van de
Oosterschelde instroomt is belangrijk hoger
dan het zwevend-stofgehalte van het water dat
bij eb de Kom verlaat. Of het bij deze import
gaat om slib dat afkomstig is uit de Noordzee,
of om slib dat in de Oosterschelde vrijkomt
door erosie van oude klei- en veenlagen, kan
niet met zekerheid worden gezegd.
Momenteel wordt ook een andere methode
beproefd om na te gaan in hoeverre de bodem
dieren in de Oosterschelde voor hun voeding
gebruik maken van zwevende organische stof
die van elders is aangevoerd, bij voorbeeld
vanuit de Noordzee. Men onderzoekt dan
AANVOER NETTO
RIVIEREN j =0 Bn SEDIMENTATIE
POLDERS J SCHORREN 150 -200
ELDERS
UITWISSELING
MET NOORDZEE
41