Fig.1Dwarsdoorsnede van
plaatligger (links) en vakwerk
ligger.
de plaatliggers zo hoog, dat de golfklapdrukken
alleen opneembaar werden door veel extra
verstijvingen aan te brengen en zeer dikke
platen toe te passen.
Daarnaast bleef er onzekerheid bestaan over de
ruimtelijke verdeling van de golfklapdrukken,
en was er onvoldoende inzicht in de juiste
schaalregels voor vertaling van de in het model
gemeten drukken. Dit heeft geleid tot een nieuw
ontwerp van de vakwerkschuif, maar nu op
basis van de inmiddels vastgelegde probabilis
tische belastingen. Het hoofddraagsysteem is
in dit ontwerp uitgevoerd in buisprofielen,
omdat de ronde buisvorm zeer geschikt is om
hoge golfklapdrukken te vermijden. De plaatlig-
gerschuif is uitgebreid in modellen onderzocht,
zowel op statische/quasi-statische belasting,
als ook op de dynamische belastingen die het
gevolg zijn van de vormgeving. Voor de
vakwerkschuif is volstaan met een beperkt
modelonderzoek, omdat het ontwerp zo is
gekozen, dat de frequentie van de eigen
trillingen van de vakwerkschuif ongeveer gelijk
is aan die van de plaatliggerschuif. Verwacht
mag worden dat het trillingsgedrag van beide
schuiftypen in gesloten situatie dan ook gelijk
zal zijn. Berekeningen hebben bovendien
aangetoond dat tijdens het sluiten geen
trillingen zullen optreden in de vakwerkstaven,
waardoor de schuif zou kunnen gaan trillen.
Het modelonderzoek voor de vakwerkschuif
omvatte de bepaling van de grootte van de
quasi-statische verticale belastingen en de
golfklapbelasting.
Onderzoek naar de quasi-statische verticale
golfbelasting was nodig, omdat de normale
rekenmethodieken voor offshore constructies
hier niet toepasbaar waren. Bij offshore
constructies is het gebruikelijk de totale
Fig. 2. Overzicht van een
schuif, gezien vanaf de Noord
zeezijde.
belasting te berekenen uit de som van de
belastingen op de individuele staven. In
vergelijking met offshore constructies is het
hoofddraagsysteem van de vakwerkschuif
echter te 'dicht', dat wil zeggen de afstand
tussen de individuele staven is te klein, om de
belasting op de afzonderlijke staven te somme
ren. Uit het golfklaponderzoek is gebleken dat
de golfklapdrukken op de vakwerkschuif drie
keer zo laag zijn als die op de plaatliggerschuif.
Ze kunnen door het hoofddragersysteem
zonder problemen worden opgenomen.
Bewegingswerken
Gezien de afmetingen van de schuiven is het
nodig ze aan de twee uiteinden vast te houden.
Er zijn daarom twee onafhankelijke bewegings
werken per schuif (fig. 4).
De bewegingswerken hebben een viervoudige
taak: zij moeten de schuif sluiten en hem op de
onderaanslag aangedrukt houden; ook moeten
ze de schuif openen en hem dan geheven
houden.
Meest bepalend zijn de belastingen tijdens het
bewegen van de schuif. Dan treden namelijk de
grootste krachten op, en wel in hoofdzaak de
volgende. Allereerst wrijvingskrachten van de
schuif op zijn geleidingen, hetzij als gevolg van
horizontaal verval en/of golfbelasting, hetzij ten
gevolge van de voorspanning waarmee de
schuif tussen de geleidingen is opgesloten.
Dan is er een verticale golf- en stroombelasting
en ten slotte het schijnbare gewicht van de
schuif zelf.
De randvoorwaarden voor het ontwerp van de
bewegingswerken zijn afkomstig uit BAR-
CON-studies aangaande het gebruik van de
kering onder stormvloedomstandigheden.
520