tijden vonden er vervolgens verschillende verhogingen plaats, terwijl ook de constructie aan de zeezijde regelmatig moest worden versterkt. De aanval van de paalworm in de 18e eeuw werd tenietgedaan door puin- en steen- bestortingen, die op hun beurt weer verbeterd werden met een steenbezetting van noorse zwerfkeien en belgische bloksteen. De kruinhoogte van de dijken lag in het begin van deze eeuw rond N.A.P. 3,50 m. De afsluiting van de Zuiderzee in 1932 heeft invloed gehad op de gemiddelde waterstanden en de stormvloedstanden langs de oostkust van Texel. Weer moest er iets aan de dijken gebeuren, die deels bij het Rijk en overigens bij verschillende waterschappen in beheer waren. Er werden dan ook zeer verschillende typen verzwaringen uitgevoerd, meestal door de steenverdediging aan de zeezijde iets op te trekken - soms in klinkers, soms als zetwerk -, maar de steile taluds werden niet verflauwd. Ook aan de binnenzijde werden, om materiaal te besparen, steile taluds gemaakt, terwijl de kruinbreedte doorgaans de 1 m niet over schreed. De kruinhoogte lag na deze voorlaatste verzwaring rond N.A.P. 4,50 m. De nieuwe dijk De zeedijken van Texel liggen nogal in de luwte en hebben geen zware golfaanval te verduren. Om de kruinhoogte te bepalen is uitgegaan van een taludhelling van 1 3 en een buitenberm van 3 m breedte op het peil van de maatgevende stormvloedstand. Deze laatste is ter plekke bepaald op N.A.P. 4,90 m. Daarbij moet voor de golfoploop, afhankelijk van de ligging ten opzichte van de windrichting, een variabele toeslag worden toegepast, die gemiddeld ligt op 1,85 m. De toeslag voor bui-oscillaties is 5 cm, en die voor de relatieve bodemdaling gedurende een eeuw 20 cm. Dat brengt de planhoogte van de dijk op N.A.P. 7 m. Voor de aanleghoogte komt daar nog het een en ander bij, vanwege de zetting van de onder grond, die gedeeltelijk optreedt tijdens en ge deeltelijk na het werk. De verhoging voor het opvangen van de klink in het zandlichaam be draagt 6% van de aangehouden planhoogte: dat is in dit geval dus 40 cm. De overige aanleg- hoogten in het dwarsprofiel, die van de buiten berm bijvoorbeeld, zijn op overeenkomstige wijze bepaald. De breedte van de kruin bedraagt 3 m, terwijl voor het binnentalud ook een hel ling werd aangehouden van 1:3. Conform de aanbevelingen van de Deltacommissie is aan de binnenzijde een 15 m brede en 1 m boven nor maal hoog water gelegen binnenberm met werkweg aangebracht. De kern van de nieuwe dijk bestaat uit zand, dat vrijwel overal in twee slagen in het werk werd geperst. De specie is voor het merendeel afkomstig van de Bollen, een aantal zandbanken naast de Texelstroom ten zuidoosten van Oudeschild. Alleen voor de zeedijk langs de polder 'de Eendracht' werd het zand gewonnen van platen langs het Robbengat. De gemiddelde korrelafmeting van dit zand bedraagt 200 micron. Het werd gewonnen op diepten tussen 5 en 10 m, zowel met zelfvarende steekhopper- zuigers met een beuninhoud van 500 m3, als met een profielzuiger die bakken laadde van 1500 m3 elk. Bakkenzuigers zorgden voor verder transport, waarbij een weekproduktie van 40 a 50 000 m3 zand het meest efficiënt bleek te zijn. Na de eerste slag zand werd de teenconstructie aangebracht, bestaande uit palen en opge- klampte schotten van azobéhout. Dit hardhout werd gekozen omdat de paalworm er geen vat op heeft. Aan de buitenzijde werd in dieper water een kraagstuk aangebracht, en op andere plekken een kunststofmat met spreidsel, betuining en steenbestortingen, deels ingegoten met gietasfalt. De meeste stenen voor de bestorting konden worden ontleend aan de bestaande dijk. Tegen wateroverdrukken moest het onderste gedeelte van de bekleding waterdoorlatend worden uitgevoerd. Tot N.A.P. 1,85 m is zetwerk van zuilenbasalt aangebracht op een puinvloer en een laag zandasfalt ter dikte van 25 cm. Alleen langs de nieuwe zeedijk bij de polder 'de Eendracht' zijn de basaltzuilen vervangen door basaltonzuilen, die rechtstreeks op het onder profiel gebrachte zandasfalt zijn geplaatst. Dit deel van de glooiing is bij wijze van vernieuwing hol uitgevoerd, volgens het zogenaamde 'profiel- Weijdt'. De redenering hierachter is, dat er nog nooit een steen in de dijk is geslagen, maar dat ze er altijd uit worden weggezogen. En zoiets zou bij een holle glooiing eenvoudig onmogelijk zijn. Aansluitend aan het steenzetwerk bestaat de bekleding uit 24 cm dik waterbouwasfaltbeton, dat in één laag is aangebracht. Dit materiaal loopt door tot de bovenzijde van de berm, waarna een 20 cm dikke slab asfaltbeton zorgt voor een soepele overgang naar de kleibekle- ding op deze kritieke plaats. De kleibekleding op het buitentalud en op de kruin is 90 cm dik, die op het binnentalud 70 cm, terwijl overal 10 cm teelaarde is verwerkt. Deze klei was, behalve van de oude dijken, afkomstig van de Maas, het Amsterdam-Rijnkanaal, van wingebie- den bij Harlingen en uit de Wieringerwaard. 509

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 47