wordt geleidelijk lager, totdat er nog maar hier en daar Engels slijkgras en Zeekraal voorkomt. In de Oosterschelde- en het Krammer-Volkerak- gebied ligt ongeveer 1700 ha schor: 1100 ha daarvan ligt achter de Oesterdam en de Philipsdam in het toekomstige Zoommeer en Markiezaat. Na het wegvallen van het getij zullen deze gebieden hun schorkarakter verliezen en begroeid raken met zoutmijdende vegaties (zie ook Bericht 89, augustus 1979). Er blijft in het toekomstige gedempt-getijdegebied 600 ha schor over. De belangrijkste factoren die de vegetatie van de schorren bepalen zijn de overspoelingsfre- quentie met zout water en het zoutgehalte van dat overspoelingswater. Verder zijn ook de bodemsamenstelling en het beheer van invloed. De overspoelingsfrequentie is afhankelijk van de hoogteligging van het schor. De laagste delen van het schor worden vrijwel ieder getijde overspoeld, dus tweemaal per dag, de allerhoogste delen slechts enkele malen per jaar, bij zware stormen. De overspoelingsfre quentie bepaalt in belangrijke mate in hoeverre de bodem van het schor 'gerijpt' is, dat wil zeggen onder invloed van chemische en fysische processen veranderd van slappe modder in stevige grond. De overspoelingsfrequentie bepaalt ook het zoutgehalte van de bodem en vooral de schommelingen daarin. Bij dagelijkse overspoe ling is het zoutgehalte voortdurend ongeveer gelijk aan dat van het overspoelingswater. Wanneer er maar af en toe overspoeling plaatsvindt, wisselt het zoutgehalte veel meer. Het zoutgehalte van het overspoelingswater ligt voor het grootste deel van de Oosterschelde boven de 15 gram Cl_/I. Alleen in het Volkerak ligt het tussen de 10 en 15 gram Cl~/I (figuur 4): daar is het water brak. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het zoete water dat via de Volkeraksluizen en de Brabantse riviertjes Mark/Dintel en Roosendaalse en Steenbergse Vliet op het Volkerak wordt geloosd. Vóór de aanleg van de Volkerakdam was het zoutgehalte hier nog lager, omdat er toen een open verbinding bestond met het brakke Hollands Diep. Flora De schorren bezitten een zeer specifieke flora van soorten die aangepast zijn aan het dynami sche zoute milieu. De soortenrijkdom is vrij laag. Dit is kenmerkend voor zeer dynamische milieus: weinig soorten, maar van deze soorten veel individuen. In totaal zijn bij het onderzoek 115 soorten aangetroffen. Hiervan behoort echter een groot deel tot de meer algemene soorten uit zoete milieus, die op de schorren alleen op de Foto links: Schor bij St.-Philipsland. Fig. 1. Schorrenareaal in het Oosterscheldegebied. 3 497

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1982 | | pagina 35