De vegetatie van de schorren
langs de Oosterschelde en het
Krammer-Volkerak
Schorren ontstaan door geleidelijke opslibbing
van slikken en platen; op een gegeven ogenblik
wordt een niveau bereikt waarop zich de eerste
pionierplanten, Zeekraal en Engels slijkgras,
kunnen vestigen. Vooral Engels slijkgras kan
veel slib vastleggen, zodat het slik op een
steeds hoger niveau komt te liggen. Gedurende
de opslibbing ontstaat een geomorfologisch
gaandeweg ingewikkelder patroon van kreken,
kommen en oeverwallen (figuur 3).
De kreken zorgen voor de aan- en afvoer van
eb- en vloedstromen. De oeverwallen langs de
kreken bestaan uit vrij zandig materiaal dat op
momenten dat de kreken buiten hun oevers
traden het snelst bezonken is, en daarom hoger
ligt dan de kommen, waarin het fijnere slib
bezinkt.
De overgang van schor naar onbegroeid slik
kan scherp zijn, maar ook vaag (figuur 2). Bij
een erosief schor gaat het schor via een steile
rand over in het slik. De schorrand ligt dan
meestal hoger dan de kommen erachter. Bij
aangroeiende schorren is de grens tussen
schoren slik niet scherp. De vegetatiebedekking
De schorren langs de Oosterschelde en het
Krammer-Volkerak dragen veel bij tot de
natuurwaarde van dit gebied. In 1978 is een
vegetatie-kartering van deze schorren uitge
voerd, die onlangs werd gepubliceerd. Het doel
daarvan was, de flora en vegetatie van de
schorren vóór de voltooiing van de Oosterschel-
dewerken te beschrijven, zodat veranderingen
die zich als gevolg van deze werken gaan
voordoen, kunnen worden opgemerkt en
geregistreerd. Verder kunnen de vegetatiekaar-
ten gebruikt worden bij het opstellen van
inrichtings- en beheersplannen voor het
Oosterschelde- en Krammer-Volkerakgebied.