3, derzoek is gebleken, dat het totale maximum- debiet tot aan dat moment afneemt met minder dan 1%. Maar tijdens het plaatsen van de dorpelbalken neemt het geleidelijk verder af met 20% a 30%. Per sluitgat is er wat meer variatie in het debiet, met name in de twee noordelijke sluitgaten. Dat komt doordat eerst de Hammen wordt volgebouwd met pijlers en drempel en daarna pas de Schaar, zodat zo'n 10% van het debiet van de Hammen tijdelijk uitwijkt naar de Schaar. Het wijkt niet uit naar de Roompot, omdat pijlers en drempel daar tegelijk in ongeveer hetzelfde tempo worden aangebracht 3ls in de twee noordelijke sluitgaten. Bovendien igt de Roompot verder weg. Veel sterkere veranderingen treden op in de /erdeling van het debiet binnen elk sluitgat, /ooral dan wanneer aan de ene oever al een drempel is opgebouwd, terwijl aan de andere oever zelfs nog geen pijlers staan (figuur 1). Ook tijdens het plaatsen van de dorpelbalken zal het debiet tijdelijk zeer onregelmatig verdeeld zijn over het sluitgat. Als met de debietverdeling binnen een sluitgat het debiet tussen twee pijlers bekend is, kan de gemiddelde snelheidtussen die pijlers berekend worden. Maar daarmee weten we nog niet hoe groot bij voorbeeld de maximum stroomsnel heid aan het oppervlak is. Enerzijds treedt horizontale contractie op: midden tussen de pijlers stroomt het veelal harder dan vlak langs de pijlers, zoals te zien is in figuur 2. Anderzijds is de snelheid aan het oppervlak meestal groter dan bij de bodem. Uit de resultaten van bovengenoemde onderzoeken in het Ooster- schelde-detailmodel en de windgoot, komt globaal naar voren hoe de verhouding is 437

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 31