parameterstudies voor de pijlers in de Ooster-
schelde-kering. Ook werden er voorspellingen
geformuleerd aangaande de uitkomst van
fysische proeven met een schaal 1:10 te Kats.
Een van de andere onderzoekstechnieken is de
fysische modelproef. Zo is de invloed van de
wrijving op de horizontale verplaatsing van de
pijlers onderzocht in een proefopstelling te
Schelphoek. Er bleek een wrijvingscoëfficiënt
aanwezig van 0,67, terwijl 0,3 al voldoende zou
zijn.
Golven in de mond van de Oosterschelde
Golven voor de Nederlandse kust zijn meestal
afkomstig van windvelden op de Noordzee of
de Noorse Zee. De richting waaruit ze komen
kan een sterke uitwerking hebben op hun
hoogte: uit noordelijke richtingen kan de
strijklengte van de wind die ze opwekt, 2500
km bedragen.
Hoe hoger de waterstanden, des te hogere
golven kunnen er voorkomen. Het kustgebied
werkt overigens als een filter dat de golfhoogten
beperkt en kleine veranderingen veroorzaakt in
de golfrichting. Daar staat tegenover dat lokale
wind weer energie toevoegt aan het golfbeeld.
Men onderzoekt de factoren die in het spel zijn
en de relaties ertussen in het wiskundig model
FILTER.
De golfvoorspelling maakt een essentieel
onderdeel uit van de randvoorwaarden voor de
Oosterschelde-kering.
Bemaling van de bouwput voor de Krammer
sluizen
Wanneer men een kunstwerk bouwt in een
bouwput die op zijn beurt weer in het water
igt, moet men die put droogmaken en droog-
houden. Daartoe moet een bronbemaling
worden geïnstalleerd en gedurende de werk
zaamheden draaiende worden gehouden.
Daarnaast installeert men een open bemaling
n die gevallen waarin de bouwput aanvankelijk
vol water staat. Vooraf worden bemalingsadvie
zen en een begroting opgesteld.
Bij de bouwput voor de duwvaartsluizen in de
Philipsdam heeft men een meer dan gebruikelijk
aantal peilfilters en debietmeters aangebracht,
om nu ook eens in algemene zin de bijzonder
heden van een bemaling te kunnen bestuderen.
De locatie op de Plaat van de Vliet had als
>rondmechanische bijzonderheid dat er twee
vatervoerende pakketten waren met daartussen
en min of meer water-afsluitende tussenlaag.
Omdat alleen het onderste grondpakket werd
bemalen, moest de tussenlaag met zandpalen
worden doorboord.
Van al het weggepompte water liep 40% via de
bronbemaling, en slechts 60% over de open
bemaling.
Verbetering van het Kanaal door Zuid-Beveland
Het Kanaal door Zuid-Beveland zal worden
verbeterd in samenhang met de overige
werken in de Oosterschelde. De sluis bij
Wemeldinge, aan de noordzijde, komt te
vervallen, zodat het gedempte getij voortaan
ook zal doordringen op het kanaal. De scheep
vaartweg wordt geschikt gemaakt voor vierbaks-
duwvaart. In verband daarmee en met de
getij-omstandigheden moet het kanaal worden
verbreed en uitgediept. De dijken erlangs
worden verhoogd. De sluis in het zuiden, bij
Hansweert, wordt op een andere plaats geheel
herbouwd, met afmetingen gelijk aan die van
de Krammersluizen in de Philipsdam, en met
een waterkerende hoogte overeenkomstig de
eisen van de Deltawet.
Een ontgrondingsproef bij de spuisluis in de
Brouwersdam
Tot nu toe was men voor de oplossing van
vraagstukken met betrekking tot de ontgrondin
gen bij kunstwerken uitsluitend aangewezen op
hydraulische modelproeven. Niet alleen biedt
de vertaling van proef naar werkelijkheid altijd
een onzekerheid, ook het feit dat in modelproe
ven wordt geabstraheerd van de feitelijke
werkelijkheid veroorzaakt onzekerheid over de
vraag wat de proef nu eigenlijk betekent.
Aan de binnenzijde van de spuisluis in de
Brouwersdam is recentelijk een ontgrondings
proef in de natuur gedaan, dus op schaal 1:1,
die naderhand in het model werd herhaald.
Eigenlijk bestond de natuurproef uit twee
delen: een proef met de natuurlijke bodem,
gevolgd door een proef met kunstmatig
aangebracht homogeen bodemmateriaal.
Alleen van de eerste proef en van de model
nabootsing worden de resultaten hier bespro
ken; ze zijn niet ongunstig voor het model.
401