ontgrondingsproeven in het model bleef het altijd onzeker welke invloed er uitging van de /ertrekking van het model. De beste mogelijk heid om daar iets over te weten te komen bood ot nu toe de grote ontgrondingsgoot in het Vaterschapkundig Laboratorium 'De Voorst'. Hier kon ook ongestoord de ontwikkeling van aanzethellingen worden waargenomen. Een vergelijking van de proefresultaten in de werkelijkheid en in de stroomgoot in De Voorst eert ook welke afwijkingen er mogelijk zijn ussen de geïdealiseerde homogene bodemtoe- tand en één bepaalde werkelijke toestand. ieschrijving van de proeven en belangrijke overweging bij de keuze van de luis in de Brouwersdam voor deze proef was, dat de hydraulische randvoorwaarden, vooral de waterstanden en debieten, er goed onder ontrole kunnen worden gehouden. Despuisluis wordt, wegens beheers- en milieu-eisen, alleen n de periode oktober/februari continu gebruikt. De effektieve stroomtijd is echter aanzienlijk orter en bedraagt maar 100 dagen, r zijn namelijk extra lozingsperioden naar zee ïodig voor de peilbeheersing op het Grevelin- enmeer; ook wordt de sluis dichtgezet bij tormomstandigheden en soms voor peilingen n nog andere doeleinden. Door middel van oriënterend modelonderzoek werd vastgesteld velke maatregelen in de uitstroomconstructie an de sluis moest worden getroffen om na 00 dagen een ontgrondingskuil van 10 m te erkrijgen. Daarbij moest uiteraard worden oorkomen dat het kunstwerk zelf gevaar zou lopen. ekozen werd voor het aanleggen tussen twee amwanden, van een 5,4 m hoge drempel - de helft van de waterdiepte - in de uitstroom constructie, op 65 m afstand van de rand van de bodembescherming en op 60 m van de uitlaat van de kokers. Langs de damwanden werden op deze drempel twee schermen geplaatst voor het opwekken van wervelstraten. De oorspronkelijke bodembescherming werd 10 m verlengd en de rand verzwaard door middel van een randbalk. De eerste proef, uitgevoerd in december 1979 en januari/februari 1980, had betrekking op de bestaande, niet-ho- mogene bodem. Die bestond uit cohesieloos zand met enkele dunne kleilagen. De gemiddel de korreldiameter over de beschouwde ontgrondingsdiepte bedroeg 0,25 mm. De tweede proef werd uitgevoerd in de periode oktober 1980 t/m februari van 1981, met homogeen zand. De kuil uit de eerste proef werd verruimd en aangevuld met min of meer Fig. 1. Tijd-ontgrondingslijn in het model en in werkelijkheid. 397

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 47