mm Jit debietmetingen van zowel de bronbemaling ris van de open bemaling van de put zelf werd aij een nacalculatie geconstateerd dat van de waterinhoud 40% via de bronnen en 60% door de open bemalingspomp uit de bouwput was gepompt. Evaluatie ijdens de nauwkeurige registratie van de debieten van de bronbemaling is het volgende lebleken. Het debiet wordt slechts voor enkele rocenten door het getij beïnvloed; in de iraktijk is deze invloed verwaarloosbaar. Het naximaal te verwachten waterbezwaar olgens het bemalingsadvies bedroeg 5300 m3/uur bij een vereiste grondwaterstandsverla- ing van 18 meter, waarin een extra verlaging vanwege stormvloedomstandigheden was opgenomen. Bij de aanvang van de bemaling bedroeg het totale debiet 6500 m3/uur; daarna nam het geleidelijk af tot 4300 m3/uur; vanaf september 1979 daalde het nog verder. Het laagst gemeten totaaldebiet werd bereikt in maart/april 1980; het bedroeg toen ongeveer 3000 m3/uur. Dit werd mede veroorzaakt door de langzame aanslibbing van de vooroevers en het weer langzaam omhoog brengen van grondwater standen in het midden van de bouwput nadat de diepste werkzaamheden daar reeds waren uitgevoerd. Dit laagste debiet van 3000 m3/uur bleef enkele maanden stationair; in juni 1980 ging het weer omhoog, toen de bemaling rond de bouwput voor de jachtensluis werd aangezet. Betrekkelijk kort na de start van de bemaling zijn in een aantal pompputten verlagingen van de grondwaterstand opgetreden die in verband 389

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 39