'Evaluatiebemaling bouwput Philipsdam' worden uitgebracht, waarin verslag werd gedaan over de periode maart tot september 1979. Het zou te ver voeren om alle aspecten die daarin uitvoerig worden beschreven in dit artikel te behandelen; daarom slechts een korte greep uit enkele facetten. De grondopbouw Tijdens het vooronderzoek, bij de opstelling van het bemalingsadvies, werd de grondop bouw ten behoeve van de berekeningen tot drie lagen geschematiseerd. Uit grondonder zoek bleek dat de opbouw van de Plaat van de Vliet - de lokatie van de bouwput - zeer zandig was, met veelvuldige klei- en sliblensjes. Het te bemalen pakket, waarvan de onderkant lag op N.A.P. -50 m, werd geohydrologisch ingedeeld in een tweetal watervoerende zandpakketten, een diep en een ondiep, waartussen zich een tegen verticale grondwaterstroming weerstand biedende, semi-permeabele laag bevond. Deze weerstandbiedende laag komt, over het werkeiland verspreid, nogal op verschillende dieptes en in van elkaar verschillende diktes voor, variërend van 2 tot 10 m dikte, ergens tussen N.A.P. -10 m en -20 m. In het diepe zandpakket werden de filters van de te bemalen pompputten geplaatst tussen N.A.P.-26 en -46 m, 133 stuks in totaal, op uiteenlopende onderlinge afstanden rond de bouwput geschaard. De onderwaterpompen werden op N.A.P. -25 m in deze pompputten gehangen. Omdat door deze diepe bemaling alleen het tweede water voerende zandpakket wordt bemalen, was het zaak om het grondwater uit het bovenste zandpakket via de genoemde semi-permeabele Thomson overlaat. Fig. 3. Dwarsdoorsnede over de bouwput met bemalingssi tuatie in de stationaire fase. ~r PLAATS BRONBEMALINGSPUTTEN PLAATS PEILFILTERS VERLOOP GRONDWATERSTIJGHOOGTELIJN IN BOVENSTE WATERVOEREND PAKKET DIEP 386

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 36