1 Fig. 1. Hoogwateroverschrij- dingslijn. Fig. 2. Schema van de opbouw van hoogwaterstanden. Fig. 3. Het golfmodel. stormvloedkering bereiken zijn ontstaan. Omdat er ook een zeker wetmatig verband blijkt te bestaan tussen de golfhoogten en de lokale windsnelheid, is het denkbeeld ontstaan dat een deel van de golven veroorzaakt wordt door lokale windvelden in de Oosterschelde- monding, terwijl een ander deel afkomstig is van windvelden op de Noordzee. De Noordzee golven bereiken na verloop van tijd het banken- gebied voor de Oosterscheldemond; dit gebied heeft een dempende werking. Het banken- en geulengebied fungeert als een soort filter. De golven die vanuit zee via de banken en geulen in de monding doordringen en die in het vervolg 'deining' zullen worden genoemd, vormen samen met de lokaal ontstane golven het golfbeeld in de Oosterscheldemond. (Schematisch: als in figuur 3). Het moeilijkst om te beschrijven is de filterwerking van het voorland. Voor de Oosterscheldemond strekt dit voorland zich uit tot zo'n 15 km zeewaarts van de toekomstige kering. Daarbuiten is de waterdiepte groter dan 10 m beneden N.A.P. De invloed van banken en geulen op de golfbeweging is daar belangrijk minder. Ter vereenvoudiging van het probleem wordt het voorland geschematiseerd. Hierbij spelen twee criteria een rol. Ten eerste hebben banken een andere invloed op de golfbeweging dan geulen, zodat een indeling in bank- en geulsec toren zinvol is. Ten tweede maakt het veel uit, uit welke richtingssectoren de golven komen. Golven uit het Noordwesten kunnen immers een veel langere strijklengte hebben - maximaal 2500 km - dan golven uit het Westen, waar de strijklengte nooit groter is dan 200 km. Uit het Noordwesten kunnen dus veel hogere en langere golven komen. Figuur 4 geeft een indeling in vier richtingssectoren voor de 2 378

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 28