ruime breedte van het vaartuig is vanwege deze kraan ook van belang voor de stabiliteit. De geringe diepgang dient om zoveel mogelijk ook in ondiep water ankerpalen te kunnen bereiken en om zo dicht mogelijk bij de oevers te kunnen komen voor het tot stand brengen van verbindingen met de ankerpalen aan de wal. Het vrijboord draagt in hoge mate bij tot de veiligheid van de bemanning. Het wordt echter weer beperkt door de praktische eis dat de ankerboeien en de boegbakken vanaf het dek goed bereikbaar moeten zijn. De geringe hoogte wordt bepaald door de doorvaarhoogte van de hulpbrug en resulteert in een kruiplijn van 6,50 meter, waarbij mast en radar moeten worden neergeklapt. Veel aandacht is bij het ontwerp van de 'Area' besteed aan de wendbaarheid, want naarmate de werkzaamheden vorderen neemt de stroom- sterkte toe als gevolg van de vernauwing in de stroomgeulen. Als de pijlers eenmaal geplaatst zijn zal het vaartuig ook ankerdraadkoppelingen op de pijlers moeten uitvoeren en zich dus in betrekkelijk eng vaarwater moeten begeven. De boven omschreven betrekkelijk conventione le ankerbehandeling kan met het nieuwe ankerbehandelingsvaartuig worden vereenvou digd. Het vaartuig is zo ontworpen, dat de sleepboot en de boegbak vervallen; de te koppelen ankerdraad wordt door de 'Area' zelf uitgevaren; boven de te verbinden ankerpaal haalt het schip zelf de voorloper aan dek en brengt vervolgens de koppeling tot stand. Om boei en voorloper aan dek te halen is de 'Area' voorzien van een hekrol en een open hek. De hekrol is 400 cm breed en heeft een diameter van 200 cm. Deze breedte is afgestemd op de lengte van de ankerboei en op het feit, dat de 'Area' in de ankerbehandeling zowel de ankerdraad van het te behandelen vaartuig als de voorloper van de ankerpaal gelijktijdig over de hekrol aan dek haalt. Tevens moet een werkanker over de rol aan dek getrokken kunnen worden. Als vuistregel geldt: om beschadiging aan draden te voorkomen, dient de diameter van een schijf of rol waarover de draad onder voorspanning wordt geleid, tenminste 20 x de draaddiameter te zijn. Om draden, boeien, ballastgewichten en ankers aan dek te kunnen trekken moet het ankerbehandelingsvaartuig uitgevoerd zijn met een open hek. Een normale sleepboot sleept op zijn sleephaak of sleeplier, die in of nabij het draaipunt van de sleepboot is opgesteld. Door te slepen of een ankerdraad uit te varen door een open hek, wordt de sleepboot daarentegen geboeid op het achterschip. Het sleeppunt wordt dan in feite verlegd van het draaipunt van de sleepboot naar het hek, hetgeen de sleepboot in belangrijke mate beperkt in zijn wendbaarheid. Om bij een geboeid achterschip toch voldoende te kunnen manoeuvreren is bij de bouw van de 'Area' gekozen voor de opstelling van vier roerpropellers, twee onder het achterschip en twee onder het voorschip. Bij een normale vaste schroefopstelling wordt de stuurkracht voor een vaartuig verkregen door achter de schroef een roer te plaatsen, maar bij gebruik van een roer- of stuurschroef, wordt de stuurkracht geleverd doordat de schroef ook om een verticale as kan draaien, waardoor het roer kan vervallen. Het ankerbe handelingsvaartuig moet om alle draden waar het mee omgaat vrij van de bodem te houden, een trekkracht leveren van maximaal 10 ton. De 'Area' wordt uitgerust met 2 x 1100 p.k. dieselmotoren, die minimaal 20 ton stuwkracht op de schroeven moeten leveren, zodat bij het uitvaren van een ankerdraad ongeveer 10 ton stuwkracht beschikbaar blijft om het vaartuig ook in een sterke dwarsstroom van een goede bestuurbaarheid te verzekeren. 368

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 18