SCHOUWEN-DUIVELAND ANKERPAAL o EXTRA ANKERPAAL NOORD-BEVELAND Fig. 1. Overzicht van de verankeringspunten in de Oosterschelde. door de ankerboei steekt. Dit is een stalen cilinder van 250 cm lang met een diameter van 160 cm. De ankerboei is verdeeld in drie waterdichte compartimenten. Door het midden steekt een stalen pijp, waardoor de neuringdraad loopt, die met een 25-tons harpsluiting bovenop de boei wordt gefixeerd. Ter beveiliging van de navigatie is de ankerboei in een heldere kleur geel geschilderd. Een code in zwart geeft het nummer van de ankerpaal aan, waarmee de boei verbonden is. Deze eerste en permanente voorziening is ontworpen voor belastingen tot 200 ton. De tweede voorziening wordt bevestigd aan de opsluitpen van de draaiende paalkop en is ontworpen voor belastingen tot 60 ton. Om verwarring van de draden onder water te voor komen wordt de tweede voorziening naar behoefte aangebracht en na gebruik weer weggehaald. De constructie van de tweede voorziening is gelijk aan die van de eerste, alleen lichter uitgevoerd. Om plaatsvastheid te verzekeren zijn de werkvaartuigen uitgerust met zes tot acht ankerlieren en even zoveel ankerdraden. Hiermee kunnen zij zich veilig en betrouwbaar verankeren, hetzij met scheepsankers buiten de bodembescherming, hetzij aan de ankerpalen binnen de bodembescherming. We beschrijven de manoeuvres die bij deze laatste veranke ring moeten worden uitgevoerd. Fig. 2. De onderdelen van het verankeringssysteem. Binnen de bodembescherming wordt het koppeleind van de ankerdraad vanaf een te verankeren werkvaartuig aan dek van een ponton gebracht, en bevestigd. Dit is de zogenaamde boegbak. Een sleepboot vaart vervolgens met de boegbak naar het bij de ZIJAANZICHT TON BOEI ANKERPAAL RUBBER BESCHERMINGSSLANG STAALKABEL» 84mm BALLASTPLAAT 364

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 14