I l s telligd door slechts via één of enkele kokers te I izen. Voorlopig wordt gedacht aan een sluis net 10 kokers; dat levert globaal gezien een de- t ietregeling op die per tien procent nauwkeurig k an worden bepaald. Uit veiligheidsoverweg in een worden de kokers van een dubbele kering voorzien. Als tweede kering is gekozen voor een enkele puntdeur per koker. f let behulp van de eerder genoemde randvoor- v aarden kan de totale sluisdoorsnede worden t arekend voor verschillende sluisdrempeldiep- 1 n. De uiteindelijke keuze van de drempeldiep- t hangt onder andere af van de situaties boven- e i benedenstrooms van de sluis. Op het Spui- k naai speelt het maximaal toelaatbare debiet e n rol; benedenstrooms hebben we te maken r et het benodigde stortebed. h st principe van de Spuisluis, een als overlaat v erkende constructie, brengt met zich mee dat e hoge snelheden in kunnen optreden. Zonder t jzondere maatregelen zouden zij achter de s jisconstructie bodemerosie veroorzaken. E n relatief brede sluis met een hoge drempel z u hydraulisch gezien de voorkeur verdienen. C imiddellijk achter de sluis kan dan namelijk in e n betere stroomspreiding worden voorzien d n in het geval van een smalle sluis met lage d empel. Dit heeft gunstige consequenties voor vi at betreft het stortebed. U t economische en hydraulische overwegin- g n is uiteindelijk gekozen voor een drempel op N A.P. - 5 m. Het kokerplafond wordt gemaakt 0 N.A.P. 0,25 m. Om een capaciteit van 1 0 m3/s te halen is volgens de huidige bereke- n igen een netto sluisbreedte nodig van 32 m. 6 azien de te verwachten hoge stroomsnelhe- d n in de sluis van 5 a 6 m/s, sluit het sorte- b d niet direct aan op het einde van de kokers. Daartussen is een uitstroomconstructie noodza kelijk, die het debiet verdeelt over een grotere doorsnede. Dit heeft tot gevolg dat de snelhe den teruglopen. De uitstroomconstructie zal bestaan uit een be tonnen vloer op N.A.P. -6 m, met een lengte van 25 m en wijkende zijwanden. Aan het einde van de vloer is een stroomverdeler gepland, bestaan de uit een zigzagvormige drempel 1,5 m hoog en 70 m breed. De constructie werkt als een korte overlaat en dankt haar spreidend vermogen voornamelijk aan de grote ontwikkelde lengte. Het stortebed van 100 m lengte sluit aan op de uitstroomconstructie. De lengte van het storte bed hangt onder meer af van de toelaatbare snelheid aan heteinde van het stortebed, in verband met de toelaatbare ontgrondingen. De bodembescherming moet zo lang zijn dat te grote ontgrondingen worden voorkomen. De snelheid van het water wordt boven het storte bed afgeremd door het dwarsprofiel vanaf het begin in horizontalezin geleidelijk te vergroten. De grootte van de stortsteen voor de toplaag van het stortebed hangt afvan de effectiviteit van de stroomverdeler. In het voorgestelde ontwerp van de Spuisluiszit- ten verscheidene onderdelen die gezien hun be lang voor de gehele constructie toetsing behoe ven. De mate van stroomverdeling, veroorzaakt door de gekozen uitstroomconstructie is, niet al leen voor de situatie dat alle kokers in gebruik zijn, maar ook voor het geval er slechts één of enkele kokers worden opengezet, van primair belang. Ook van belang is het, in verband met de dimensionering van het Spuikanaal, in welke mate de stroomverdeler het maximumdebiet begrenst. Een relatief geringe verandering van de hoogte van de stroomverdeler kan al een grote invloed hebben. Ook de mogelijke sprei ding van de te hanteren afvoercoëfficiënten in de afvoerberekeningen kan groot zijn, hetgeen directe invloed heeft op de dimensies van de Spuisluis en bijbehorende constructies. Toet sing van deze ontwerp-onderdelen is mogelijk door hydraulisch modelonderzoek. Dit hydraulisch onderzoek is in november 1980 gestart, en bevindt zich nu in de fase van de af ronding. Daarna zullen de benodigde uitgangs punten voor het definitieve ontwerp bekend zijn. GETIJ WESTERSCHELDE KOKERS DICHT OPEN DICHT MAXIMALE AFVOER GEMIDDELDE AFVOER 335

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1981 | | pagina 41