Met het oog op de tijdens de bouw van de
stormvloedkering toenemende stroomsnelhe-
den en de gewenste spreiding van werkzaam
heden, is besloten de damaanzettente bouwen
voorafgaand aan het leggen van de funderings-
matten voor de randpijlers. Een ander belang
rijk aspect in het ontwerp is de afstand tussen
randpijleren landhoofd.
In Bericht 87 (februari 1979) werden voor de
overspanning van deze afstand twee varianten
genoemd. Bij de eerste variant overspande een
stalen kokerligger een afstand van 90 m, terwijl
in het tweede alternatief een afstand van 130 m
werd overbrugd met twee betonnen liggers en
een tussensteunpunt. Stalen liggers bleken ech
ter niet alleen technisch, maar vooral ook finan
cieel, niet aantrekkelijk. Er is toen gestreefd naar
verkleining van de afstand tussen randpijler en
landhoofd; uiteindelijk werd besloten tot een af
stand van 65 m.
Dit is de maximale afstand die kan worden over
spannen door een betonnen brugligger met de
zelfde uitwendige constructiehoogte als die
voor de brugliggers op de rest van de kering.
De hier beschreven werkonderdelen worden ge
dimensioneerd op een waterstand aan de
Noordzeezijde van N.A.P. 5,5 m, een water
stand aan de Oosterscheldezijde van N.A.P.
- 0,7 m en significante golfhoogten die variëren
van 3,5 m in de stroomgeulen Hammen en
Schaar van Roggenplaat tot 4,0 m in de stroom-
geul Roompot. De overschrijdingskans van de
belastingen die bij deze randvoorwaarden be
horen, bedraagt 1/4000 keer per jaar.
De constructies dienen tegen deze belastingen
volledig bestand te zijn; eerst bij hogere belas
tingen mogen ze bezwijken. Het gedrag van de
constructies is echter ook beschouwd bij hogere
stormvloeden, die dus een kleinere overschrij
dingskans hebben dan de genoemde.
Bij de bepaling van de belasting door golven
spelen ook de lokale effecten een grote rol, die
worden veroorzaakt door de topografie rondom
de damaanzetten.
De damaanzet is een bekleed zandlichaam, va
riërend in lengte van 300 m bij Schouwen tot
bijna 100 m bij Neeltje Jans. Het dwarsprofiel is
voor alle damaanzetten gelijk. De kruin ligt op
N.A.P. 12 m en het buitenbeloop wordt gepro-
fileerd onder een hoek van 1 6. Het binnenbe-
loop is daardoor voldoende beschermd tegen
overslaande golven. Met uitzondering van het
voortalud aan de zijde van de randpijler worden
de belopen van de damaanzet opgebouwd met
mijnsteenkaden waartussen zand wordt geklapt
en gespoten.
Vanaf N.A.P. benedenwaarts worden de belo
pen van de damaanzetten voorzien van rijshou-
196
NOORD BEVELAND
ten kraagstukken met een zool van polypro-
peenweefsel. De kraagstukken sluiten aan op de
bodembescherming en worden aan de zeezijde
vanaf N.A.P. bestort met breuksteen. Tussen
N.A.P. en N.A.P. 6,0 m worden de belopen
aan de zeezijde bekleed met gepenetreerde
breuksteen. De teen wordt gesteund door een
betonnen damwand waarachter een grindkoffer
voor drainage is aangebracht. Deze drain ver
vult een belangrijke functie, ook tijdens de uit
voering, wanneer bij het spuiten van zand een
hoge grondwaterstand kan ontstaan, en aan de
zeezijde zo snel mogelijk een bekleding moet
worden aangebracht.
Boven N.A.P. 6,0 m wordt het buitenbeloop
bekleed met waterbouw-asfaltbeton. Deze bekle
ding sluit aan op de wegverhardingen op de
kruin van de damaanzet. De bekledingen op de
binnenbelopen zullen tussen N.A.P. en N.A.P.