vastgesteld, werd aanvullend micro- of macro-
paleontologisch onderzoek verricht.
De boringen werden uitgezet in bodemprofielen
en de lithologische eenheden, zoals bij voor
beeld kleilagen, gecorreleerd. Dat legde de ba
sisvoor profielen als weergegeven in figuur 1
(boven).
Een ander belangrijk correlatiemiddel vormden
de talrijke sonderingen die werden uitgevoerd.
De gemeten conusweerstanden werden daartoe
in drie zones in profielen verzameld. Het ver
loop van de conusweerstandzones is in ruimte
lijkezin volledig bepaald door geologische
eigenschappen.
Zowel de goed geconsolideerde mariene laag -
Formatie van Maassluis-als de flu viatiele for
matie - Formatie van Tegelen -van de oud-
pleistocene ondergrond bleken voldoende
draagkracht in verticale zin en genoeg weer
stand tegen cyclische en statische horizontale
verhangen te bezitten om als ondergrond van
de stormvloedkering te functioneren. Dit is on
getwijfeld het gevolg van een zeer langdurige
voorbelasting.
In de marge van de verstrekte opdracht heeft de
Rijks Geologische Dienst benaderingen opge
steld van de mate waarin de sedimenteenheden
in dit gebied voorbelasting zullen hebben on
dergaan.
Een belangrijk onderzoeksdoel was de bepaling
van de diepteligging van de bovenkant van de
oud-pleistocene pakketten in de Oosterschelde-
mond. Het Laboratorium voor Grondmechanica
had deze informatie onder meer nodig voor de
interpretatie van in situ uitgevoerde dichtheids
metingen. De bovenkant van de oud-pleistocene
pakketten ligt op het hoogste punt van de Schaar
op N.A.P. - 29 m, en in het diepste punt van de
Hammen op N.A.P. - 39 m.
De grote diepte en het ontbreken van jongere
pleistocene afzettingen zijn het gevolg van ma
riene erosie tijdens het Holoceen. In de diepste
delen van de sluitgaten vormen de oud-pleisto
cene afzettingen de zeebodem.
Wat nu het voorkomen en de verbreiding van
klei- en leemlagen binnen het pakket draag
krachtige lagen betreft: uit vroeger verricht
geologisch onderzoek in het Deltagebied was
al gebleken dat de fluviatiele en de mariene oud-
pleistocene afzettingen aanzienlijke klei- of
leempakketten kunnen bevatten. Zowel uit
geohydro-gezichtspunt als uit een oogpunt van
stabiliteit van de toekomstige stormvloedkering
was het belangrijk om de dikte en de verbreiding
van deze kleihoudende lagen in het Pleistoceen
zo nauwkeurig mogelijk vast te stellen. De hier
toe benodigde informatie werd verkregen door
het uitvoeren van een aanzienlijk aantal diepere
boringen en (boor-)sonderingen.
Een op geologische inzichten gebaseerde corre
latie tussen conusweerstanden en gegevens uit
grondmonsters bleek daarbij onontbeerlijk.
De derde vraag betrof het vaststellen van de dik
te en verbreiding van de voor zettingsvloeiing
gevoelige slappe zanden. In verband met de sta
biliteit van de stormvloedkering en van de ran
den van de bodembescherming, moet de kans
op het optreden van dergelijke plotselinge sedi
mentuitvloeiingen in de omgeving van de pij
lers en langs de randen van de bodembescher
ming worden geminimaliseerd. Allereerst
moest daartoe worden bepaald welke sedimen
ten in het mondingsgebied het meest gevoelig
zijn voor het optreden van zettingsvloeiingen.
Uit eerder onderzoek aan oever- en dijkvallen in
het Deltagebied was reeds gebleken dat zet
tingsvloeiingen vrijwel uitsluitend optreden in
de zeer slappe, jong-holocene zanden van de
Afzettingen van Duinkerke, behorende tot de
Westlandformatie. Dit werd bevestigd door de
uitkomsten van dichtsheidsmetingen in situ, die
ten behoeve van het Laboratorium voor Grond
mechanica in dit gebied werden uitgevoerd. De
geringe consolidatie van deze zanden wordt in
hoofdzaak veroorzaakt door de relatief zeer ge
ringe voorbelasting die ze ondergaan hebben. Ds
wat oudere, doch eveneens holocene zanden va i
de Afzettingen van Calais die eveneens behoren
tot de Westlandformatie, hebben daarentegen
een 30 tot 40 maal grotere mate van voorbelas
ting ondergaan. De gevoeligheid voor zettings
vloeiing van een sedimentpakket hangt dus ten
nauwste samen met de consolidatietoestand er
van. Voor het daadwerkelijk optreden van zet
tingsvloeiingen zijn daarnaast echter enige geo
morfologische parameters bepalend, zoals de
helling van het talud.
Het behoorde tot de taken van de Rijks Geologi
sche Dienst om, op grond van de geringe litho-
logische verschillen tussen de Afzettingen van
Calais en de Afzettingen van Duinkerke, in elke
boring een eventuele grens tussen beide eenhe
den vast te stellen. Vervolgens dienden de voor
komens van de zandige Afzettingen van Duin
kerke in de monding te worden gekarteerd.
Naast de boormonsters werden hierbij weder
om sonderingen geïnterpreteerd. De in de rege
beter geconsolideerde zandige Afzettingen van
Calais bleken veelal hogere conusweerstanden
te vertonen. Met behulp van verdichting met
trilnaalden, waardoor het poriënvolume in de
slappe zanden wordt teruggebracht, kan de
kwaliteit van de zandige Afzettingen van Duin
kerke aanzienlijk worden verbeterd. Het bleek
echter, dat de kwaliteit van de onderliggende
pleistocene afzettingen terugliep liep wanneer
220