Ook werd wekelijks de toestand van de mos- ien gecontroleerd op een aantal percelen in c 3 meest gevoelige gebieden. edurende de looptijd van de proef zijn de ge elde criteria niet onderschreden, zodat het ogramma voortgang kon vinden. Wel over- hreed in februari 1980 gedurende enkele da- 3n de afvoer van de Dintel alleen de 100 m3/s, s gevolg van overvloedige regenval. De in- atsluis in de Volkerakdam is gedurende die agen gesloten gebleven, oen de afvoer van de Dintel weer verminderde, de inlaatsluis nog een aantal dagen dicht ge- ouden om aldus het teveel aan hemelwater n de voorgaande dagen te compenseren. aterloopkundig onderzoek t waterloopkundig gedeelte van het onder- ek, dat betrekking heeft op de menging van et water en zeewater, is allereerst gebaseerd permanente registratie van het zoutgehalte een aantal vaste punten, vervolgens ook op n 13-uurszoutmeting op de Schelde-Rijnver- nding op 12 maart 1980 en een 13-uursmeting in de stroomsnelheid en het zoutgehalte ge- ktijdig in een aantal dwarsraaien op het traject ieten-Mastgat-Zijpe-Krammer-Volkerak op maart 1980. bel 1 Getijgemiddeld chloridegehalte in g/l Van de permanente registraties van het gemid delde zoutgehalte over het getij wordt een ge deelte getoond in figuur 1Hierin zijn tevens weergegeven de Rijnafvoer bij Lobith, die het zoutgehalte in de Oosterschelde kan beïnvloe den door verzoeting van het kustwater, en het lozingsprogramma van de Volkeraksluizen. Door de afvoeren van de riviertjes Mark en Din tel fluctueert het lozingsprogramma van de Vol keraksluizen aanzienlijk. Met name in de begin periode traden daar hoge afvoeren op. Gemid deld per maand werd een zoetwateraanvoer van 100 m3/s wel zeer dicht benaderd. De Rijnaf voer bereikte begin februari de bijzonder hoge waarde van bijna 9000 m3/s. In deze periode was echter geen sprake van enige verzoeting van het water in de mond van de Oosterschelde. Dit was het gevolg van de overheersende zuidwesten wind, die het Rijnwater langs de kust naar het noorden afvoerde. De invloed van het lozingsprogramma op de zoutgehalten in de Oosterschelde is in figuur 1 zeer goed waarneembaar; hij is ook in overeen stemming met de verwachtingen. Dit geldt ook voor de tijdsduur waarbinnen het zoutgehalte zich aan de verhoogde zoetwateraanvoer aan paste. Voor de Kom van de Oosterschelde bleek de aanpassing ruim twee maanden in beslag te nemen. Alleen in de noordelijke tak van de Oos terschelde gaat de aanpassing zo snel, dat de ocatie gemeten voorspelde gemeten gemeten bij 50 m3/s ondergrens laagste waarde gemiddelde lozingsprogr. bij100m3/s bij100m3/s bij100m3/s abbenkreek 15,3 12,6 12,0 13,0 eelandbrug-N 16,5 15,1 15,1 15,6 om Oosterschelde 15,6 14,2 14,2 14,4 abel 2 Afvoer schutsluis, inlaatsluis en Dintel in de periode 5- -11 februari 1980, in m3/s Schutsluis Inlaatsluis Dintel >12 21 32 80 20 0 88 6/2 24 0 119 20 0 108 7/2 20 0 113 22 0 104 3/2 23 0 96 26 0 71 9/2 24 0 64 15 32 0 10/2 22 0 21 1 12 20 49 63 203

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 33