heeft in de eindfase een functie bij de over dracht van de belasting naar de fundering. Het funderingsniveau wordt bepaald door de te gen het landhoofd te beëindigen breukstenen dam en door de diepgang van de drijvende bok waarmee de elementen worden geplaatst. De bovenbouw van het landhoofd en de vleu- gelwanden worden ter plaatse gestort. In de bo venbouw wordt zowel de oplegging van de brugligger als de toegang tot het inwendige van de ligger opgenomen. Het landhoofd vormt als waterkering gedeeltelijk de overgang tussen de damaanzet en de breukstenen dam. In verband met de geringe lengte van de kwelweg wordt het landhoofd geheel met filterlagen omstort. De breukstenen dam is de waterkerende con structie tussen damaanzet en landhoofd ener zijds en randpijler anderzijds. De opbouw van deze dam vertoont veel over eenkomst met de drempel tussen de pijlers van de stormvloedkering. Op de filtermat en het voortalud van de damaanzet wordt een kern van lichte breuksteen opgebouwd en afgedekt met lagen breuksteen van toenemend stukgewicht. In het direct door de golven aangevallen gebied komen de grootste stenen. De breedte van de dam wordt beperkt door de afmetingen van de pijler. De lager gelegen ta luds worden kegelvormig langs de kopvlakken van de randpijler tot op de drempel doorgezet. De kruin ligt op N.A.P. 5,8 m, dat is gelijk aan de bovenkant van de bovendorpelbalken tussen de pijlers. Vanwege de ingewikkelde vorm van de breukstenen dam en de beperkte kennis die wij hebben van door golven en verval belaste breukstenen dammen, is het ontwerp van dit werkonderdeel met uitvoerig hydraulisch mo delonderzoek ondersteund. 200

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 30