Het ontwerp van de Oesterdam In Bericht 82 (november 1977) is uitvoerig ge rapporteerd over de mogelijke tracés voor de Oesterdam. Inmiddels is de keuze gevallen op het meest oostelijke tracé, met een westelijke aansluiting op Tholen. Deze keuze impliceert omkading van het Markiezaat van Bergen op Zoom. De tracés van zowel de Oesterdam als de omkading zijn inmiddels vastgesteld bij Koninklijk besluit van 12januari 1979. In het zuidelijke deel van het tracé is de afstand tussen de binnenteenlijn van de Oesterdam en de buitenteenlijn van de westelijke havendam van het Kreekraksluizencomplex vastgesteld op 130 m, zodat er voldoende ruimte overblijft voor het lozingsmiddel Zoommeer. Verder naar het noorden volgt de dam het Schelde-Rijnkanaal op een afstand van 300 m. Door deze oostelijke ligging van de Oesterdam blijven in een zo groot mogelijk gebied het getijmilieu en de schelpdierencultuur gespaard. Het Marollegat kan met zand gesloten worden zonder dat daar bij het gevaar ontstaat van plaatselijke veron- dieping van de Schelde-Rijnverbinding. Ter plaatse van de Speelmansplaten buigt de dam naar het westen. Op een uitloper van deze platen, de Vogelaar, wordt een werkeiland aan gelegd, met ruimte voor een bouwput voor de schutsluis en voor een werkhaven. De situering is zo gekozen dat de verdronken stad Reimers- waal niet door de uitvoering van de werken zal worden beschadigd. Tussen het werkeiland en Tholen blijft nog een afstand van 350 m over, de breedte van het Tholense Gat. Een golf die bij de dam aankomt heeft een be paalde hoeveelheid energie, waarvan een ge deelte wordt teruggekaatst en een gedeelte ver nietigd. De energievernietiging resulteert in golf oploop en in krachten dieopdedam worden uitgeoefend. De hoogte tot waar de golftong reikt op het talud, hangt bij een bepaalde storm vloedstand onder andere af van de golfhoogte en de golfperiode, van de configuratie van het voorland, de helling en de ruwheid van het ta lud en de invloed van de bermen. Ook de rich ting van de golfaanval is belangrijk. Bij gebrek aan voldoende informatie omtrent de relatie tussen de hoogte van de golfoploop, de golfoverslag en het daaraan verbonden risico voor de stabiliteit van de dijkconstructie, han teert men op advies van de Deltacommissie de tweeprocents-golfoploopregel, dat wil zeggen dat de kruin wordt gelegd op een hoogte waar- De dimensionering van de Oesterdam is voor namelijk afgestemd op zijn waterkerende func tie. Na de voltooiing van de stormvloedkering in de mond van de Oosterschelde moet gerekend worden met een ontwerpwaterstand van NAP 4 m. In verband met de verschillende slui tingsmogelijkheden van de stormvloedkering is voor de dimensionering van de glooiingscon structies echter rekening gehouden met een va riabel ontwerppeil tussen N.A.P. 1 en 4 m. Tijdens stormvloeden kunnen er aanzienlijke golfbewegingen optreden vóór de dam. Uit de Het werkeiland voor de Bergse maatgevende golfbeweging moet de mogelijke Diepsluis in de Oesterdam; op golfoploop worden afgeleid. name maart 1980. 148

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 34