dat er een rechte kust was ontstaan. De vraag of
de koppen van de eilanden extra erosie zouden
ondergaan tengevolge van de afsluiting, blijft
nog te beantwoorden over. De volgende over
wegingen spelen daarbij een rol: Als er geen ver
anderingen optreden zeewaarts van de koppen
van de eilanden, zullen de golf rand voorwaarden
zich ook niet in belangrijke mate wijzigen. Voor
de dammen zal zich dan een kustboog ontwikke
len. Het proces van rechttrekking van de kust zal
steeds langzamer verlopen, immers de gradiën
ten in het zandtransport hangen nauw samen
met de vorm van de kustboog. Het gevolg hier
van is dat het erosieproces bij de koppen van de
eilanden gaandeweg trager verloopt. Dit alles
onderde veronderstelling datdesituatievan het
voorland stabiel blijft. Reeds eerder is echter al
duidelijkgemaakt dat zich zand van de voordelta
in landwaartse richting zal verplaatsen. Het om
slagpunt ligt momenteel globaal op de diepte-
lijn van N.A.P. - 6 meter: onder deze dieptelijn
treedt erosie op, daarboven sedimentatie, voor
al in de geulen.
Bij versmalling van het ondiepe voorland, dat
ligt op ongeveer N.A.P. - 5 m, moet de golfener-
gie ook op een smaller gebied worden ver
spreid. Dit behoeft echter niet te betekenen dat
de kustachteruitgang versterkt wordt (fig. 2).
De bouw van de stormvloedkering zal voor het
kustgebied een situatie oproepen die ligt tussen
volledige afsluiting en volledige openheid van
de Oosterschelde. De stroomsnelheden zullen
afnemen. Op 12 km zeewaarts van de storm
vloedkering zal de invloed ervan op de stroom
snelheden nihil zijn. Gaande naar de storm
vloedkering zal de reductie van de stroomsnel
heid toenemen tot 25%. Welke gevolgen dat zal
hebben, is tot op heden nauwelijks te kwantifi-
74
Fig. 2. Verschillende mogelijk
heden van kustachteruitgang.
Het grondverlies is in I even
groot als in II
ceren. Maar we kunnen wel zeggen dat er een
grote omkeer te verwachten is in het mechanis
me van erosie en sedimentatie. De Oosterschel
de is zolang wij meten altijd een erosiebekken
geweest: de voordelta bouwde zich daarbij
steeds verder uit. Na aanleg van de stormvloed
kering wordt het bekken sedimentatief, en zal de
voordelta net als bij volledige afsluiting, maar in
mindere mate, kleiner worden. Ongetwijfeld
zullen de geulen zich gaan verleggen als gevolg
van de verandering in de getijvoortplanting,
maar vermoedelijk zal dit geen effect hebben op
de koppen van de eilanden.
Concluderend mag gesteld worden dat de ont
wikkeling van de kust van Schouwen en Wal
cheren vermoedelijk nauwelijks beïnvloed zal
worden door de aanleg van de stormvloedke
ring.
Naar een nauwkeurige kwantificering van de
effecten en mogelijkte nemen maatregelen
wordt nog onderzoek verricht.