i-
H
li
HH
1 i f
If if
fff f
Proefopstelling in het mossel- 3
proefstation, voor de bepaling
van de saliniteit op de mossel-
groei
Fig. 3. De groei van mossels
als afhankelijk van een gunstige,
een verlaagde en een wisse
lende saliniteit
Fig. 4. Groeibeperking bij
jonge mosselen onder invloed
van verlaagde of wisselende
saliniteit
30
o> 25
z
I- 20 4
UJ
o 10
J—
CO c
5
25.15
5,2
29,1 17,2 15,3 12,8
SALINITEIT IN °/oo
6,52
4,4 of 20
AFWISSELEND
mossellarven en broedjes de bakken binnenge- 4
komen. Om het hechten van de broedjes te be
vorderen zijn frames, bespannen met gaas, in
de bakken geplaatst. Na afloop van één groei
seizoen zijn alle mossels uit de bakken verwij
derd en is het verast gewicht bepaald. De resul
taten zijn weergegeven in figuur 3. Duidelijk is
dat zowel constante lage saliniteiten als fluctu
aties in saliniteit de aangroei sterk beperken.
Voor de tweede serie proeven werden mossel
tjes van 1 a 2 mm aan dezelfde reeks van salini
teiten blootgesteld. De mossels werden opge
sloten tussen twee diaraampjes bespannen met
gaas en in de proefbakken gehangen. De resul-
aten zijn weergegeven in figuur 4. Ongeveer
20% van de ingesloten mossels is tijdens de
proef via het gaas ontsnapt. Zowel bij verlaagde
als bij wisselende saliniteiten komt de groei bij
na tot stilstand en begint er sterfte op te treden.
Uit observatie van de mosseltjes tijdens de
proef bleek dat de individuen bij 13,15,17 en
5°/oo de schelpen dicht hielden, niet bewogen en
niet filtreerden. Bij 28 a 30°/oo saliniteit ver
plaatsten de mosselen zich en filtreerden ze op de
gebruikelijke wijze.
Ongeacht de maatregelen die eventueel geno
men worden ter bestrijding van aangroei, is het
wenselijk de mate van aangroei in de toekomst
te bewaken. Een mogelijkheid hiertoe biedt de
controle op de schuttijden. Als de schuttijd lan
ger wordt, kan dat wijzen op aangroei. Ook
weerstandsmetingen over de riolen kunnen een
indirecte indicatie geven van de mate van aan
groei. Direct en snel kan de optredende aan
groei worden vastgesteld door duikers. Om de
aangroei op de geleidingsschotten en in de on
derkant van de sluisvloer - twee onderdelen die
extra gevoelig zijn voor aangroei -te kunnen in-
S= 29,2 %o
S- 17. 1 %o
-i1h
-i1r
S= 15. 8%c
-i1h
S 4,4 of 20,6%o
5
O 0
0 20 40
i1t
0 20 40 60 TIJD IN DAGEN
89