Evaluatie van de vierde
kustsuppletie op het eiland
Goeree
De kop van Goeree is sedert het einde van de
19e eeuw onderhevig aan toenemende erosie.
De achteruitgang is sinds 1950 van 5 m per jaar
toegenomen tot maximaal 20 m per jaar in de
periode 1965-1968. Met het oog daarop zijn
sinds eind 1969 al vier zandsuppleties verricht,
teneinde de aantasting van de kustlijn ter plaat
se een halt toe te roepen. In totaal is daarbij on-
geveer5,5 min. m3 zand aangevoerd. Eerdere
artikelen hierover zijn verschenen in de Be
richten 65 (augustus 1973) en 67 (februari 1974)
De vierde suppletie werd uitgevoerd in 1977 in
combinatie met het baggeren van de toeleidings-
geulen naar de doorlaatsluis in Brouwersdam
(zie Bericht 79, februari 1977). Na de vierde
suppletie is een evaluatie opgesteld, waarin
ook de ervaringen die met voorgaande supple
tieswaren opgedaan en de resultaten van studies
naar het sedimenttransport bij de kop van Goeree
verwerkt zijn. In dit artikel worden de resultaten
van die evaluatie beknopt weergegeven.
We bespreken eerst kort de fysische oorzaken
van de kustveranderingen aan de kop van Goe
ree, onder verwijzing naarfig. 1.
Onder invloed van de branding wordt van de
zeezijde van de zandbank de Ooster jaarlijks
0,5 min. m3 zand in de richting van de kust ge
transporteerd. Een gedeelte daarvan, 0,35 min.
m3, zet zich weer af direct ten oosten van de
zandbank en ten westen van de stroomgeul die
voor de kop van Goeree loopt. Het resterende
gedeelte wordt door het getij noordwaarts ge
transporteerd; dit getij heeft ter hoogte van
strandpaal 16 een transportvermogen van
0,3 min. m3 per jaar. Tussen de strandpalen 14
en 16 resulteert de inwerking van de golven in
een erosie van 0,2 min. m3 per jaar. Tussen de
palen 13 en 14 wordt jaarlijks weer ruim 0,1 min.
m3 afgezet. Ten noordoosten daarvan sedimen-
teert nog eens 0,6 min. m3 per jaar.
In de richting van de Brouwersdam vindt langs
de vooroever van het Goereese strand een
brandingstransport plaats van 0,03 min. m3 per
jaar. Het aandeel van het getijtransport in
noordwaartse richting langs het strand is vol-
ens de berekeningen gering; aan de noord
westkust van Goeree jaarlijks 0,05 min. m3 en
an de zuidwestkust 0,01 min. m3.
Recente ontwikkelingen
Zoals verwacht was ging de kust van Goeree na
de uitvoering van de derde suppletie in maart
1974 weer achteruit (fig. 3). Het herstel van het
evenwicht tussen de fysische processen die
langs de kust plaatsvinden en de nieuwe topo
grafie waren er de oorzaak van dat direct na de
ingreep grotere veranderingen optraden dan er
voor. Bovendien deden zich in het begin van de
beschouwde periode een vrij groot aantal stor
men voor, die deze ontwikkelingen nog ver
sterkten.
In het kustvak tussen de hoofdstrandpalen 14 en
16 zijn in de beschouwde periode flinke hoe
veelheden zand boven en onder N.A.P. afge
voerd. Boven het vlak van N.A.P. kan transport
in zeewaartse richting plaatsvinden door golf
slag bij hoge waterstanden. Op het droge deel
van het strand kan voorts de wind transport van
zand veroorzaken. Het hier geërodeerde materi
aal wordt niet teruggevonden beneden N.A.P. In
dit kustvak treedt een relatief groot zandtrans-
port op ten gevolge van golfwerking. Volgens
de berekeningen zal het sediment zich langs de
kust in noordoostelijke richting verplaatst heb
ben en zich vervolgens hebben afgezet.
Noordwestelijk van strandpaal 15 bevindt zich
tussen N.A.P. -1 m en N.A.P. -2 m een bank die
een verbinding onderhoudt met het noordelij
ker gelegen strand. Deze uitloper van de voor
oever heeft zich langzamerhand landwaarts ver
plaatst en enigszins naar het zuidwesten uitge
breid. Aangenomen wordt dat deze ontwikkelin
gen veroorzaakt zijn door golven die op de uitlo
per breken en er materiaal overheen transporte
ren. Het materiaal dat onttrokken is aan de voor
oever en het strand van het meer landwaarts
gelegen kustgedeelte en dat vervolgens verder
33