Oppervlakte intergetijdeslik 1966/67 1975 na 1985
Haringvliet/Hollands Diep 3 000 ha -
Grevelingen 5 500 ha - -
Krammer-Volkerak 5 000 ha 5 000 ha -
Oosterschelde 16 900 ha 16 900 ha 10 000 ha
Westerschelde 8 250 ha 8 250 ha 8 250 ha
Totaal 38 650 ha 30 150 ha 18 250 ha
oorkeur hebben voor zoet water: Kuifeend en
afeleend. Deze soorten komen in grote aantal
en voor in het Haringvliet/Hollands Diep en op
de rivieren. Daarnaast komen zij voor op het
Grevelingenmeer en het Veerse Meer. Hier ver
blijven de vogels overdag op aanliggende kre-
en en gaan uitsluitend 's nachts op de bekkens
ourageren. De Brilduiker vertoont een voorkeur
voor de zoute wateren. In tegenstelling tot de
erder genoemde soortenfourageert deze eend
verdag op de zoute bekkens. Kleinere aantallen
omen ook op het zoete water voor en in de ge-
jdebekkens.
dereend en Zwarte Zeeëend zijn geheel ma-
lene soorten. De Eidereend heeft twee concen-
atiegebieden, de westelijke Oosterschelde en
e Voordelta voor de Haringvlietsluizen. De
warte Zeeëend houdt zich hoofdzakelijk op zee
in de Voordelta op, vaak buiten zicht van de
kust. De aantallen van deze laatste soort kunnen
oplopen tot 25 000.
De weidevogels onder de steltlopers zijn door
de werken vrijwel niet beïnvloed; binnen het
Deltagebied zijn zij ook minder belangrijk.
De brakwatersoorten gebruiken het Deltagebied
voornamelijk op doortocht. Deze soorten heb
ben vrij veel biotoop verloren, voornamelijk in
het noordelijk Deltabekken; de aantallen zijn
aanzienlijk afgenomen. Bij de mariene soorten
hebben zich grote verschuivingen in aantallen
voorgedaan tussen de bekkens onderling. Het
totaal-aantal is weinig veranderd.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van
de veranderingen die met de tijd zijn opgetre
den in de oppervlakten intergetijdeslik.
Ondanks het verlies aan oppervlak in de periode
1966-1975 zijn de aantallen mariene steltlopers
in het Deltagebied niet kleiner geworden.
In januari blijft het tussen de 200 000 en 240 000
vogels.
Zoals reeds is opgemerkt kleven er vele on
nauwkeurigheden aan de cijfers.
Globaal blijkt toch dat het aantal steltlopers in
de winter op het Krammer-Volkerak ongeveer 4
maal, op de Oosterschelde ongeveer 1,2 maal
en op de Westerschelde ongeveer 1,5 maal zo
Tabel 2. Vermindering van het intergetijdeslik
Grutto in broedkleed
51