K [4* s* J V N. f iV j V\f JV /V' A\ K ^C Jj /7\ u - r CHLOROFYL ORTHO-FOSFAAT P- TOTAAL GROTE RUG 1977 80 60 40 20 a A N a' W a -A— V -v— 7^ yvj j o RING 1 40 30 20 10 li ii a V i A. V l l y A a v- RING 2 200 150 ORTHO-FOSFAAT A v' 10 RING 3 ~i,100 o> 3. 50 a i '--na- -,\ux JAN FEBR MRT APR MEI JUNI JULI AUG SEPT OKT NOV DEC Reeds in het jaar 1975 vie! het op dat de chloro- fyiconcentraties in alle bekkens relatief laag wa ren wanneer de zoöplanktondichtheden relatief hoog waren en omgekeerd. Ook in 1976 is dit verschijnsel opgetreden, behalve dan dat de concentraties van zoöplankton in ring 2 en ring 3 tijdens de blauwwierenbloei vrij hoog bleven. In 1977 echter waren de algendichtheden in ring 1 extreem laag en in ring 3 laag. De oorzaak is ten dele terug te voeren op de sterke ontwikke ling van driehoeksmosselen. Deze schelpdieren hebben zich waarschijnlijk in 1974 in ring 1 ge vestigd en in 1975 in ring 3. Aanvankelijk kon den deze twee nog zeer jonge populaties geen merkbare invloed uitoefenen op de algen, maar n de herfst van 1976 is er mogelijk in ring 1 al nvloed geweest van driehoeksmosselen. He- as werden de algeneters te laat ontdekt; een vantitatief onderzoek werd pas in september 1977 uitgevoerd. Daardoor is het moeilijk geble ven sluitend te bewijzen dat de driehoeksmos selen de algen in ring 1 extreem onderdrukt hebben. In ring 3 is het gehalte aan algen aan toonbaar laag gehouden door de vraat van zoöplankton en driehoeksmosselen. De invloed van zoöplankton is hier belangrijker geweest dan die van driehoeksmosselen. Concluderend kunnen we stellen dat het hier beschreven onderzoekproject toch wel vele din gen heeft geleerd. De toevoeging van fosfaat- bindende stoffen aan het inlaatwater van bek kens verlaagt zowel het totaal-fosfaatgehalte als de concentratie van het opgeloste fosfaat. Fos faatverwijdering geeft echter geen garantie dat een sterke algenontwikkeling zal uitblijven. Blauwalgen blijken in hun ontwikkeling gesti muleerd te kunnen worden door mobilisatie van bodemfosfaten. De mechanismen van dit pro ces zijn onduidelijk. Blauwalgen zijn daarnaast kennelijk ook in staat het aan A.V.R.-vlokken gebonden fosfaat op te nemen om daarmee een bloei op te bouwen. Om deze laatste ontwikkeling tegen te gaan is het nodig de vlokken uit het inlaatwater te ver wijderen in plaats van ze te laten bezinken in het reservoir. In 1978 is dan ook een voorbezin- kingsinstallatie in werking gesteld, die de fos- faatvlokken uit het inlaatwater van ring 2 verwij dert. In ring 1 is tot nu toe niet geconstateerd dat algen fosfaat opnemen uit ijzervlokken. De vraat van zoöplankton en andere algeneters kan zo groot zijn dat de algenbloei in zijn ont wikkeling wordt geremd. Om het effect van de defosfatering zo duidelijk mogelijk te laten uit komen zouden deze dieren zoveel mogelijk moeten worden verwijderd uit het experiment. Een van de mogelijkheden daartoe zou zijn het uitzetten van zoöplanktonetende vissen. Het defosfateringsproject 'Grote Rug' kan ook belangrijk bijdragen tot de deskundige modelle ring van eutrofie-vraagstukken. Daardoor wordt dan de mogelijkheid geopend dat algemene verbanden tussen verschijnselen worden gefor muleerd en dit vergemakkelijkt de toepassing van experimentele gegevens op de omstandig heden in andere wateren. In de nabije toekomst zal het onderzoek zich onder meer hierop richten. 41

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1980 | | pagina 43