Een experimenteel
lozingsprogramma voor de
Volkeraksluizen
Voor een goed beheer van het Oosterschelde-
gebied is kennis nodig van de factoren die er het
natuurlijk milieu bepalen. Het is, voor men ver
antwoorde beheersmaatregelen kan nemen, bij
voorbeeld nodig te weten welke invloed een be
paalde zoutverdeling heeft op de levensge
meenschap onderwater. Even onmisbaar is in
zicht in het mengingsmechanisme dat optreedt
tijdens de afvoer van het bij de Krammersluizen
binnengekomen zoete water.
Veel van deze kennis is al voorhanden. Gedeel
telijk komt ze voort uit de ervaring met de oude
situatie, toen het Volkerak nog open was. Maar
de verzameling van gegevens gaat nog steeds
door. Er worden in het gebied vele metingen
verricht, waarvan de gegevens worden gebruikt
in mathematische en fysische modellen. Het is
echter niet altijd duidelijk wat modeluitkomsten
betekenen. Om ze te kunnen vertalen naar de
praktijksituatie moet men de vertaalcode ken
nen, die alleen af te leiden is uit de rechtstreekse
vergelijking tussen model en praktijk.
Het gebied nabij de Volkeraksluizen, het Volke
rak en het Krammer, is zeer geschikt om deze
vergelijking uit te voeren. Hier kunnen de pro
cessen bestudeerd worden die optreden in een
getijdegebied dat onder invloed staat van een
zoetwaterlozing. Door middel van de spuisluis
in het Volkerak kan de zoetwatertoevoer in het
gebied nauwkeurig worden geregeld, zodat de
effecten van verschillen in de zoetwatertoevoer
tamelijk exact kunnen worden vastgesteld. Ver
der vertoont zowel de vorm van het gebied als
de er heersende getijwerking een zekere over
eenkomst met de toekomstige situatie van Zij-
pe, Mastgat en Keeten, dus na de voltooiing van
de Philipsdam en de stormvloedkering. Het proef
gebied zelf verliest overigens na het gereedko
men van de Philipsdam zijn getijdekarakter en
wordt opgenomen in het Zoommeer.
Sinds 1 maart 1977 wordt het spuidebiet van de
Volkeraksluizen per getijperiode zodanig gere
geld, dat een van te voren vastgestelde hoeveel
heid water op het Volkerak wordt geloosd. Het
doel van dit spuiprogramma is drieledig. In de
eerste plaats wordt er mee onderzocht in hoe
verre de zoutlast vanuit het Volkerak op het Ha
ringvliet, die het gevolg is van het schutbedrijf,
verminderd kan worden door zoet water te spui
en via de Volkeraksluizen; dan wordt met dit
hulpmiddel bestudeerd welke invloed een be
paalde zoetwatertoevoer heeft op de spreiding
van de zoutgehalten in de Oosterschelde; en
tenslotte wordt nagegaan wat de konsekwen-
ties van deze verdeling zijn voor de levensge
meenschap onder water.
Vóór de instelling van dit spuiprogramma was
de zoetwatertoevoer op het Volkerak wisselend:
's zomers bedroeg hij gemiddeld tussen de 15
en 23 m3/sec; 's winters schommelde hij tussen
25 en 40 m3/sec. Vanaf 1 maart 1977 is de zoet
watertoevoer op het Volkerak vastgesteld op
gemiddeld 50 m3/sec, en sindsdien zo gebleven.
De afvoer van de riviertjes de Dintel en de
Roosendaalsche Vliet is bij die 50 m3/sec inbe
grepen.
Het experimentele lozingsprogramma wordt
begeleid door een werkgroep waarin vertegen
woordigers zitting hebben van de directie Bene
denrivieren, de directie Zeeland, de directie Wa
terhuishouding en de Waterbeweging, het
Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater
en de Deltadienst.
Voordat er sprake was van een lozingsprogram
ma voor de Volkeraksluizen, was het niet vol
doende bekend aan welke omstandigheden de
513