Het ontwerp van de schuiven in de stormvloed kering Oosterschelde De afsluitmiddelen van de stormvloedkering in de Oosterschelde zullen bestaan uit een vast deel, de dorpelbalken en de bovenbalken, en een beweegbaar deel, de schuiven. Het doorstroom profiel is zo gekozen dat bij Yerseke een gemid deld getijverschil van 2,70 m optreedt, zolang de schuiven geheven zijn. Worden er echter zeer hoge waterstanden verwacht, dan worden de schuiven neergelaten. In verband met de uitvoering van de verschil lende werkzaamheden in de sluitgaten dienen de stroomsnelheden tijdens de bouw van de ke ring zo laag mogelijk te blijven. Het door stroomprofiel moet in die fase dus zo min mo gelijk worden vernauwd. Het uiteindelijk beno digde profiel wordt verkregen door aan het ein de van de bouw dorpelbalken in de doorstroom- openingen te plaatsen; en wel zo, dat een de- bietverdeling zal ontstaan die analoog is aan de tegenwoordige. Het schuif ontwerp zal aan bepaalde hydrauli sche en constructieve randvoorwaarden moe ten voldoen. De hydraulische randvoorwaarden hebben betrekking op de belastingen tengevol ge van verval en golf tijdens het sluiten en ope nen van de kering en bij gesloten kering. Ze lui den, wanneer het sluiten begint bij de over schrijding van het grenspeil, aan het einde van deze manoeuvre als volgt: Waterstand Noordzeezijde NAP 4,4 m Waterstand Oosterschelde- zijde NAP 0,2 m Golfhoogte Hs 3,4 m Golfperiode Tp =11,5 sec. Bij openen op gelijke waterstand binnen en bui ten, na het hoogwater, zijn de hydraulische randvoorwaarden: Waterstand Noordzeezijde NAP 2,9 m Waterstand Oosterschelde- zijde Golfhoogte Golfperiode En bij gesloten kering: Waterstand Noordzeezijde Waterstand Oosterschelde- zijde Golfhoogte NAP 2,9 m Hs 1,9 m Tp 11,5 sec. NAP 5,5 m NAP - 0,7 m Hs 3,8 m De overschrijdingskans van de belastingen die bij bovenstaande randvoorwaarden behoren, bedraagt 2,5 x 10"4 per jaar. Naast deze horizontaal gerichte belastingen moet ook rekening worden gehouden met verti cale belastingen ten gevolge van golfklappen, golfbewegingen en zuiging. Deze belastingen zijn het grootst tijdens het sluiten van de kering. Verder moet rekening worden gehouden met trillingsverschijnselen in de schuiven, dorpel balken en bovenbalken en met de onderlinge beïnvloeding van de trillende onderdelen. Naar het gedrag van de schuiven, de dorpelbalken en de bovenbalken wordt door het Waterloopkun dig laboratorium te Delft een uitgebreid onder zoek uitgevoerd. Het onderzoek naar het tril lingsgedrag van de constructie en de invloed van de vormgeving van de schuiven daarop is inmiddels afgerond. Aan de eis dat de optreden de spanningen ten gevolge van trillingen klein blijven, blijkt te worden voldaan. Het onderzoek naar de grootte van de quasi- statische verticale belasting ten gevolge van golfklappen, golfbeweging en zuiging is nage noeg afgerond. Voor het bepalen van het dyna misch deel van de horizontale en verticale be- 501

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 13