d afgestorven algenmassa's hetzuurstofge- h te op de Westerschelde tijdelijk zal afnemen. D zoetwaterbelasting op de Oosterschelde D Oosterschelde wordt op verschillende plaat se i en op verschillende wijzen belast met water v; i een andere kwaliteit en samenstelling dan d; t van de Oosterschelde zelf. Juist vanwege d- ze afwijking in kwaliteit en samenstelling sp eekt men over een belasting, omdat een en ar der verstorend kan werken. Naar aard en p! ats kan een aantal belastingsbronnen wor dt n onderscheiden: neerslag en verdamping, pc derwaterlozingen, belasting door schutwater ui het Veerse Meer en uit het Grevelingenmeer, be asting via de sluizen in de compartimente- ri: psdammen en via het Kanaal door Zuid-Be- ve and. Nt arslag komt op verschillende wijzen in een be ken terecht: als directe neerslag op het open w er, als afstromend water van buitendijkse gr nden en via polderwaterlozingen. Gemid- de d valt er per jaar in het Deltagebied 725 mm ne rslag. Een groot gedeelte van deze neerslag ve dampt ook weer, 's zomers zelfs méér dan er va In een normaal jaar bedraagt het neerslag- ov rschot op de Oosterschelde gemiddeld 0,2 m sec. In een natte maand kan dit oplopen tot 20 n3/sec, terwijl het neerslagtekort in een dro ge naand 16 m3/sec kan bedragen. Pc derlozingen vormen plaatselijke belastingen, di n tegenstelling tot de neerslag die regelma tig verdeeld voorkomt. Pc derwateren neerslag hebben een verschil- lei de samenstelling. In de polder vinden diver se erontreinigingen plaats; ook wordt het wa- tei gemengd met kwelwater. In e zomer, als er weinig of geen verdunning m regenwater plaatsvindt, kan het zoutgehal te an het water van sommige polders soms sti jen tot waarden van 18 g/l, gelijk aan het ch ridegehalte van zeewater. Dit zijn echter uit zo1 deringen, die alleen in uitzonderlijke droge pe oden voorkomen, zoals de zomer van 1976. Ge voonlijk is het polderwater brak, waardoor he bij lozing op het zoute bekken een verlaging va het chloridegehalte zal veroorzaken. Thans wc dt gemiddeld over het jaar 18,2 m3/sec pol- de vater en rivierwater op de Oosterschelde ge osd. Omgerekend is dit hetzelfde als een be sting met zoet water van 16,4 m3/sec. Na de cor partimentering zullen deze hoeveelheden res lectievelijk 3,4 en 2,4 m3/sec bedragen. Vai zelfsprekend wordt in droge perioden door de olders niets, of slechts weinig geloosd. Da; entegen kan de hoeveelheid geloosd water in r itte perioden toenemen tot 15 m3/sec, het geen overeenkomt met een zoetwaterbelasting van 13 m3/sec. In de kom van de Oosterschelde, waar weinig uitwisseling is, kan dit problemen opleveren. Voor zover het gaat om nog te bouwen gemalen zal onderzocht moeten worden of de ontworpen plaats voor lozing toelaatbaar is, en of er even tueel een alternatief is. Door de afwijkende hoedanigheid van zijn water vormt het Veerse Meer een belastingbron voor de Oosterschelde. Ter wille van de eenvoud kan men het zo beschouwen dat alle belastings bronnen op het Veerse Meer geconcentreerd lo zen via één punt: de Zandkreeksluis. Tabel 1 geeft een overzicht van de hoeveelhe den water die in de periode 1974-1977 zijn ge spuid uit- en ingelaten in het Veerse Meer. tabel 1 gespuid (miljoen m3) ingelaten (miljoen m3) 1974 174,3 6,8 1975 154,6 1.4 1976 94,0 9,6 1977 119,3 4.0 'De gemiddelde hoeveelheid water die vanuit het Veerse Meer op de Oosterschelde werd ge spuid bedroeg in de periode 1974-1977 4,3 m3/sec; omgerekend naar zoet water is dat 1,6 m3/sec. Bij verlaging van het zomerpeil naar het winterpeil wordt in korte tijd 13 a 14 miljoen m3 water extra gespuid. Bij de gehanteerde spuipe- rioden in de laatste jaren betekent dit een lozing van 9 m3/sec gemiddeld over de spuiperiode van twee-en een halve week. Dit debiet komt overeen met een zoetwaterbelasting van 3,4 m3/sec. De gemiddelde hoeveelheid water die vanaf het Grevelingenmeer op het Zijpe werd gespuid in de periode 1974-1977 bedroeg ruim 2 m3 per sec. In de natte periode november-december 1974 was dit evenwel niet minder dan 12 m3 per sec. Door het betrekkelijke geringe verschil in de zoutgehalten van de Oosterschelde en het Gre velingenmeer hebben deze lozingen een gerin ge betekenis als zoetwaterbelasting. Zo komt de lozing van de natte periode van 1974 overeen met een zoetwaterlast van 1 m3/sec. Tot het voorjaar van 1978 kon er ten behoeve van de peilbeheersing alleen geloosd worden via de schutsluis in de Grevelingendam. Na het gereedkomen van de doorlaatsluis in de Brou- wersdam is het mogelijk in die richting te lozen. 369

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1979 | | pagina 43