A
A
1
A
/I
/V
- v
V
A
I
1961 '62 '63 '64 '65 '66 '67 '68 '69 '70 '71 '72 '73 '74 '75 '76 '77
2
BOVENRtJN
Fi 1. Verloop van het chlori
et ehalte in het Veerse Meer
F, 2. Verband tussen Rijn-
af >er en zoutgehalte in de
G: zelingen
van het chloridegehalte in de Oosterschelde is
van doorslaggevende betekenis geweest voor
de opkomst van de oesterteelt in dit gebied.
Het chloridegehalte in de Oosterschelde bleef
echter via het Hollands Diep en het Volkerak
nog sterk afhankelijk van de afvoer van de Rijn.
Na de scheiding van Oost- en Westerschelde
vond aanslibbing, schor- en slikvorming plaats.
Een groot deel hiervan werd overigens na ver
loop van tijd ingedijkt.
Het Sloe was belangrijk dieper dan het Kreek
rak. De afsluiting van het Sloe had gevolgen
voor het Veerse Gat en de Zandkreek: de recht
streekse relatie met de Westerschelde werd ver
broken, en het getijvolume van het Veerse Gat
nam toe. Beide afdammingen waren de laatste
grote ingrepen op het estuarium, voordat met
de Deltawerken werd begonnen. Aldus ont
stond wat wij allemaal zien als het 'ouderwetse
359