Dijkversterking in de praktijk Van de ongeveer 145 kilometer te versterken dijk langs de Oosterschelde is momenteel 75 ki lometertracé vastgesteld. Daaronder zijn ver schillende dijkvakken waarlangs belangrijke schorren, slikken en inlagen zijn gelegen. In een aantal gevallen is bij de tracékeuze en/of werk wijze rekening gehouden met de natuurweten schappelijke betekenis en kwetsbaarheid van deze gebieden. Als voorbeeld kunnen worden genoemd de dijkversterkingen langs de Koude- kerkse inlaag op Schouwen, reeds uitgevoerd, en langs de voornaamste inlagen op Noord-Be veland -thans in bestek-, waar in beide geval len is gekozen voor een droge uitvoering, en de dijkversterking langs de slikken en het schor bij Viane op Duiveland, waar het werk vrijwel ge heel binnendijks heeft plaatsgevonden. In de langs dit dijktracé gelegen spuikom heeft men de oorspronkelijke aanwezige lage zone langs de dijk, die grotendeels binnen het nieuwe dijk tracé viel, opnieuw aangebracht, hetgeen naar verwachting zal leiden tot een snel herstel van de oude situatie. Van de belangrijke inlaag bij het Goesse Sas op Zuid-Beveland is echter een relatief groot oppervlak verloren gegaan als ge volg van een noodzakelijk geachte afronding van het dijktracé. Door een zorgvuldig uitge voerde droge uitvoering heeft het oppervlakte- verlies echter tot het minimaal noodzakelijke beperkt kunnen blijven, terwijl het resterende deel van de inlaag vermoedelijk geen schade heeft ondervonden. In een aantal andere gevallen is echter de na tuurwetenschappelijke waarde meer of minder aangetast, met name in enkele grotere en klei nere schorcomplexen. Op Tholen is bij de bui tenwaartse afronding van enkele hoeken de be tekenis van twee kleinere schorcomplexen vrij ernstig aangetast, zowel door oppervlaktever- lies als door tijdelijke activiteiten op de resteren de schordelen. Bij het schor van Kats op Noo d- Beveland is de verzwaring grotendeels naar I ui ten uitgevoerd, omdat binnendijks vlak langs de dijk twee boerderijen lagen. Doordat bovend en is gekozen voor een natte uitvoeringswijze is van een extra strook schor de structuur zo eri - stig aangetast, dat herstel niet, of pas op lance termijn kan worden verwacht. Langs de noor 1- kust van St.-Philipsland is reeds een klein ge deelte van de dijk versterkt in verband met d< aanleg van een werkweg naar het werkeilanc voor de Philipssluizen. Deze gedeeltelijke vei sterking heeft aan de buitenzijde plaatsgevoi - den, ten koste van een relatief vrij grote oppe r- vlakte schor. Ook voor de rest van dit dijktrac zal waarschijnlijk de buitenwaartse werkwijz i worden gekozen. Deze keuze hangt nauw sa men met de minimale bereidheid van de bet ok- ken grondeigenaren om gronden te verkoper Bij de schorren langs de Bathpolders was aa i- vankelijk eveneens in principe gekozen voor 3en buitendijkse verzwaring. Op grond van met i a- me stabiliteitsproblemen buitendijks is echte uiteindelijk toch voor een hoofdzakelijk binn n- dijkse verzwaring gekozen. Wanneer een totaalbalans wordt opgemaakt over de resultaten tot op heden, dan komen e inlagen er wat betreft de aantastingen van o - pervlaken natuurwetenschappelijke beteker s vrij gunstig af, evenals de enkele karreveldei die reeds bij de werkzaamheden betrokken z jn geweest. Ook bij de slikken zijn tot nu toe ge n grote verliezen geweest wat betreft oppervl; kte of natuurwetenschappelijke betekenis. De schorren, inclusief de schorren in wording, daarentegen hebben tot op heden relatief vi j grote verliezen geleden. Wanneer deze tend ins zich voortzet, wat niet onwaarschijnlijk lijkt, fan loopt totaal 10% van het schorrenareaal dat na 1985 in de Oosterschelde zal overblijven, al: nog de kans verloren te gaan, hetzij doordat het in- der het dijklichaam komt, hetzij door bijkom jn- de werkzaamheden. 200

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 34