S' Elisabethsvloed, gravure
ve A. Houbraken, 1422
lai 3s de buitenzijde van de waterkeringen naar-
m e ze dichter bij de Volkerakdam waren gele-
ge hoger op te trekken. Toen in december
19 5 door de regering werd besloten tot com-
pc imentering van de Oosterschelde en in juni
19 6 tot de bouw van een stormvloedkering in
de nond van de Oosterschelde, werd het duide-
lij lat de in de Deltawet beoogde hogere veilig-
he I eerst 7 jaar later, in 1985, zou kunnen wor
de bereikt. De verlenging van de uitvoerings-
du r van deze werken maakte het gewenst,
vo de nog resterende tijdsduur een hogere
ve gheidsnorm te hanteren voor de hoogte
va de primaire waterkeringen ten zuiden van
de olkerakdam. Hiertoe werd een norm geko-
ze. ie paste bij stormvloedstanden met een
fre entie van optreden van 1/500 x per jaar. De
uit ering van de partiële dijkverbeteringen
lar: de Westbrabantse kust, die wordt ver
zot door het bureau Dijkversterkingen Oos-
ter helde in nauwe samenwerking met het wa
ter ap West-Brabant, is reeds ver gevorderd;
vo' Ie nog resterende dijkgedeelten verkeren
de nnen in een eindstadium. Een bijzonder
pro. em daarbij vormt het sluizencomplex in
de nd van de rivier de Dintel te Dintelsas,
war an de 150 jaar oude spuisluis en de even-
oude tweede schutsluis niet meer in staat wor
den geacht, de noodzakelijke bouwkundige ver
anderingen te kunnen ondergaan, zodat naar
een andere, meer ingrijpende oplossing zal
moeten worden omgezien.
Door de afsluiting van het Haringvliet in 1970
werd een grotere veiligheid gerealiseerd op het
Noordelijk Deltabekken. Deze situatie heeft de
mogelijkheid geopend, opnieuw aandacht te
besteden aan de vroeger reeds in studie geno
men hoogwatervrijmakingsplannen. Door de af
sluiting van het Haringvliet is de vanouds be
staande functie van de Brabantse Biesbos als
stormvloedbergingsgebied, dat moet helpen
om vloedstanden nabij Dordrecht beneden een
aanvaardbaar peil te houden, komen te verval
len. De belangrijk lagere waterstanden die nu in
dit gebied voorkomen, veroorzaakten dat de
aanwezige kaden vrijwel geheel waterkerend
werden, hetgeen de watervrijmaking van het
oostelijk en noordelijk deel van de Biesbos door
middel van enkele kreekafsluitingen tot een in
economisch opzicht verantwoord project heeft
gemaakt. Ook in de naaste toekomst zijn nog
enkele watervrijmakingsplannen voorzien in het
gebied van de boven-Donge, de beneden-Don-
ge en het Oude Maasje.
De te treffen voorzieningen zullen in hoofdzaak
bestaan uit de aanleg van keersluizen in de
mondingen van deze rivieren. De lengte van de
gesloten hoofdwaterkering wordt daardoor ver
kleind, terwijl de tegenwoordige functie van de
ze wateren toch zo volledig mogelijk kan blijven
gehandhaafd.
189