op het punt van arbeidsvoorziening zullen zoveel mogelijk worden ondervangen. De bouwput, waarvan de ringdijk aan de zuidzijde nog niet is gesloten, wordt allereerst verdiept en vergroot. De overeenkomst hier voor is gesloten; het werk moet eind juni 1978 worden opgeleverd. Tegelijkertijd wordt de bronbemaling aangelegd, zodat de bouwput omstreeks augustus '78 droog gemalen kan zijn. Het bouwdok wordt ingedeeld in vier compartimenten. Deze indeling is noodza kelijk omdat met het transport en de plaatsing van de pijlers niet kan worden gewacht tot de laatste pijler is afgebouwd. Het aantal pijlers dat in elk compartiment zal worden gebouwd, is afhankelijk van de produktie- en de piaatsingssnelheid. Uitgaande van 30 pijler plaatsingen per jaar, en 1 januari 1979 als startdatum van de produktie, wil men in de onderscheiden compartimenten respec tievelijk 23, 24, 19 en 15 pijlers bouwen. Voor de inzet van personeel en materieel is dit de optimale verdeling gebleken. Terwijl de compartimenteringsdijken worden aangelegd zal tegelijkertijd al worden begonnen met de produktie van beton. Dit is mogelijk omdat in het begin slechts een klein oppervlak voor de betonbouw nodig is. De betonconstructie werkzaamheden zullen derhalve geen belem mering opleveren voor de bouw van de compartimenteringsdijken. Deze dijken worden opgebouwd van zand, en wel in de loop van 1978 en 1979. Om de compartimenten I tot IV afzonderlijk te kunnen inunderen, zullen de compartimen teringsdijken aan de waterkerende zijde worden voorzien van een waterdicht mem braan; in de kruin van de dijk wordt een bronbemaling aangebracht. Zodra de eerste 23 pijlers in compartiment I gereed zijn gekc- men, wordt de ringdijk doorgebaggerd en k; n met net plaatsen worden begonnen. We zagen dat de personeelsvoorziening een belangrijk keuzecriterium vormde voor de situering van de bouwplaats. Nu de keuze eenmaal gemaakt is, spitsen de personeels problemen zich toe op het vervoer. Vervoer van de vaste wal naar de bouwput en terug kan plaatsvinden met boten, helikopters, vliegtuigen of hovercrafts, of via een kabel baan of brug. Na een eerste oriëntatie blevei als reële mogelijkheden alleen een boot- of brugverbinding over. Deze twee mogelijkhed 3n zijn vergeleken, met name op hun consequen ties voor de personeelsvoorziening en de kosten. Een belangrijk uitgangspunt is de C.A.O. voor de bouwnijverheid. Deze stelt d t indien werktijd, rusttijd en reistijd tezamen de 11i uur overschrijden, de werktijd naar evenredigheid moet worden ingekort. De in normale werktijd vallende reistijd zal als werktijd moeten worden uitbetaald. Als men veronderstelt dat het merendeel van de arbeiders uit Brabant komt, blijkt dat zowel bij een boot- als bij een brugverbinding de werktijd, rusttijd en reistijd tezamen de 11i uur inderdaad overschrijden. Omdat de reistijd bij een brugverbinding ee half uur per dag korter is dan bij een boot verbinding zal de netto werktijd bij een brugverbinding ook een half uur langer kunnen zijn. Dit resulteert in een 10% lager personeelsbezetting bij gelijkblijvende bouwtijd. Afhankelijk van wat men aanneemt voor reistijden, herkomst der arbeiders, woonoorden, type boten en dergelijke bleke t de kosten voor de boot- en de brugverbindi ig in dezelfde orde van grootte te liggen; in 162

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 52