nadat de dichtstbijzijnde pijler is geplaatst. Omdat de laatste twee damaanzetten bij de aangenomen plaatsingsvolgorde pas ge maakt kunnen worden nadat alle pijlers zijn geplaatst, is het wenselijk een damaanzet- constructie te ontwerpen die in korte tijd gereed kan zijn. Mede met het oog hierop zijn twee varianten ontwikkeld, een waarbij de verbinding tussen de oever en de laatste pijler tot stand komt met behulp van een aantal kleinere pijlers, en een waarbij een landhoofdcaisson wordt toegepast. De variant met landhoofdcaisson geniet om uitvoeringstechnische redenen de voorkeur. Het plaatsen van kleinere pijlers levert namelijk problemen op in verband met de geringe waterdiepte onder de oevers; het landhoofdcaisson daarentegen bezit een relatief hoog opdrijvend vermogen. De natte werken voor deze damaanzetten hebben een grotere omvang dan bij het pijlers-op-putten- ontwerp, mede door de diepere cunetten, die gegraven moeten worden tot diep in de koppen van de werkeilanden. Fig. 2. De alternatieve land- hoofdconstructies: boven het verkozen ontwerp, met een Ian l hoofdcaisson CAISSON 53.50 m 20.00m 40.00m

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 46