af ïeting in de golfzone zo klein mogelijk te he iden in verband met de dwarsbelasting of de pijler. Dwarsbelasting op de pijler kan of reden ten gevolge van scheef inlopende gc ven en door het effect van een weigerende sc uif; het is dan van groot belang het ae gevallen oppervlak zo klein mogelijk te hc: iden. Om dit te bereiken moeten de sc uiven zoveel mogelijk zeewaarts worden ge itueerd. Maar ook de pijlerlengte achter de sc uif moet zo kort mogelijk zijn om het be astingvlak bij een weigerende schuif en te gevolge van golfoverslag ook daar zo kl n mogelijk te doen zijn. Bi enbouw D< bovenbouw van de stormvloedkering zal ee drieledige functie krijgen. Hij zal in de de nitieve fase een onderhoudsweg moeten dr gen; verder dient hij ruimte te verschaffen or kabels, apparatuur en machinerieën voor de bewegingswerken onder te brengen, en te lotte wordt hij de drager van een verkeers- ve binding tussen Schouwen en Noord- Be eland. In et ontwerp wordt thans voorzien dat over de ;tormvloedkering een parallelweg met een br edte van 8,70 m en een autoweg met een be edte van 12,00 m aangelegd zullen worden. Fig 1. Doorsneden van de pij s als monoliet De parallelweg, tevens onderhoudsweg, is uitgevoerd als een kokerligger achter de schuif. De autoweg wordt eveneens gevormd door een kokerligger; deze weg ligt op een console aan de Oosterschelde-zijde van de pijler. De toepassing van kokerliggers heeft in dit geval het voordeel dat tegelijkertijd ruimte wordt gecreëerd voor kabels, apparatuur en machinerieën ten behoeve van de bewegings- werken. De montage van dorpelbalken, kokerliggers en schuiven wordt verricht met behulp van drijvend materieel. De kokerligger weegt 1000 ton; de zwaarste schuif, inclusief cilin ders en jukken, 700 ton. Landhoofden/damaanzetten Bij het ontwerp met pijlers-op-putten moesten grote hoeveelheden onderwaterbeton en constructiebeton in het sluitgat worden ver werkt. Dit beton zou via de landhoofden, eventueel ook via een brug, naar de pijlers worden vervoerd. Deze wijze van betonaanvoer hield in dat onmiddellijk na het plaatsen van de eerste put een verbinding van deze put met de vaste wal tot stand moest worden gebracht. Vele typen landhoofden zijn daartoe ontwor pen, zoals damaanzetconstructies bestaande uit caissons, kistdammen, damwanden en stenen- of blokkendammen. Uiteindelijk kreeg het ontwerp van een damaanzet met dam wanden de voorkeur. Het nieuwe ontwerp maakt de toepassing van beton in de sluit gaten overbodig. Het ondersabelen geschiedt vanaf een drijvend ponton. Het is dus niet meer nodig om na plaatsing van de eerste pijler een verbinding met de vaste wal te maken. De damaanzet kan gemaakt worden *18.00 cf

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 45