ci iet. De bedoeling is onder meer, het cunet zc te maken dat met een minimum aan ot derhoudsbaggerwerk tijdens de uitvoering ki n worden volstaan. In twee proefcunetten w rdt thans onderzocht wat de grootte en de w ze van aanzanding is als gevolg van het nr uurlijk zandtransport. H< t verdichten van de drempel tussen de pi ers, nodig om de zettingen tot een m ïimum te beperken, gebeurt vanaf de te oi wikkelen drempelbouwpontons. D aanlegdiepte van de pijlers volgt min of m er de taluds van de sluitgaten. Het fun di iebed blijft horizontaal; het talud wordt oi gevangen tussen de pijlers. D poten van het hefeiland waarmee de pi ers worden geplaatst zullen in de funderingslaag dringen en de drempelopbouw kunnen verstoren. Er wordt gezocht naar een manier om de beschadiging aanvaardbaar te houden en makkelijk te repareren. Bij de taluds komen de poten op het horizontale fundatiebed onder de pijlers te staan, zodat geen extra horizontale krachten in de poten ontstaan. De verstoring van het fundatiebed door de poten van het hefschip en door de indringing van de skirts vereisen maatregelen om de stroombestendigheid van de funderingslaag in de bouwfase te garan deren. In de naaste toekomst zal alle aandacht er op gericht zijn om de handelingen die gedeel telijk buiten het ervaringsgebied liggen, nader te analyseren. 153

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 43