Fio 1. Het krachtenevenwicht bij e verschillende funderingen. Va; boven naar beneden: cais- so op staal, pijlers op putten en jijlers uit één stuk, met ver- bre ie voetplaat fur latiebed worden aangebracht. Het bestaat uit rij grof materiaal: grind en fosforslakken. He moet dienen om de belasting vanuit de pijl r naar het zand over te dragen; tevens mc t het voorkomen dat het zand vanonder de ijler weggespoeld wordt; bovendien heeft he undatiebed een drainerende functie voor hei :and-pakket direct er onder. Wanneer het fur. atiebed op zijn beurt eveneens verdicht is. an daarbovenop de drempel worden aa: lebracht. De onderste meters van de dre ipel zullen ook verdicht worden, aan- ge. an uit de drempel de zijdelingse steun mo komen; hij mag dus weinig vervorming on< .rgaan. Tijdens de uitvoering zal gecon- tro erd moeten worden of alle gewenste ver chtingen bereikt zijn. Naar de wijze wa op een en ander gecontroleerd kan wo en, is nog onderzoek gaande. Wa ïeer uit terrein- en laboratorium- onc rzoek de grond-eigenschappen, zoals ste te, stijfheid en schuifweerstand bepaald zijr kan met behulp van bestaande reken- tec lieken voorspeld worden, wat de stand- zet rheid van een pijler is in geval van een su| rstorm. Hierbij dient zo nauwkeurig mo elijk de variatie bepaald te worden van die actoren, die de standzekerheid in sterke ma; beïnvloeden; in dit geval is dat voc Tamelijk de schuifweerstand. Enigszins ver nvoudigend kunnen we zeggen dat die voc 'amelijk bestaat in de toelaatbare wrij- vin ussen de onderkant van de voetplaat en hei jndatiebed, en in de schuifweerstand in de ampel aan de Oosterscheldezijde van de pijl Om de wrijvingsfactor te leren kennen zijr. estijds in verband met de voorgenomen opt iw van de stormvloedkering met caissons ree uitgebreide wrijvingsproeven gedaan in Kats, op een plaats met een oppervlakte van 37 m2, naderhand aangevuld met wrijvings-proeven op een kleinere plaat van 7,1 m2 in Schelphoek. Het bleek dat de wrijvings-factor zeer sterk beïnvloed wordt door de wijze waarop het fundatiebed wordt opgebouwd; met name is het van belang of er op het fundatiebed tijdens de uitvoering al dan niet los zand is afgezet. Bij een van de proeven te Kats werd de ruimte tussen de onderkant van de plaat en de stort-steen van het fundatiebed, waar tussen dus geen zand zat, met mortel op gevuld, hetgeen een uitstekende aansluiting teweeg bracht. De deformatie van de pijler is afhankelijk van de stijfheid van de grond, het fundatiebed en de drempel. Men kan in deze deformatie een horizontale verplaatsing, een verticale ver plaatsing en een kanteling onderscheiden. De deformatie wordt enerzijds berekend op grond van de belastingen die bij een zware storm zullen optreden tengevolge van de waterstand en de golven, anderzijds op basis van het gewicht van de pijlers en de stijfheid van de grond. Voor de constructie zijn de deformaties bepalend en niet de standzeker heid. Het ontwerp bepaalt welke deformatie nog juist toelaatbaar is voor een goed functioneren van de schuiven en de boven bouw. De meeste aandacht gaat daarbij uit naar de onderlinge deformatie tussen de pijlers. De pijlers mogen dwars op de as van de kering niet meer dan 10 cm verplaatsing ondergaan en in de richting van de as, gemeten op het niveau van de drempel, niet meer dan 5 cm. De berekeningen worden erg bemoeilijkt door het feit dat er ook een dynamische belasting wordt uitgeoefend op de constructie. Om deze belasting na te gaan zijn modelproeven gedaan in een centrifuge van de Universiteit van Manchester. Bij deze proeven werd een klein model, schaal 1 120, rondgeslingerd met een versneilings- kracht van 120 maal de zwaartekracht. De uitkomsten van dit modelonderzoek zijn wel onderling vergelijkbaar, maar ze kunnen niet rechtstreeks gebruikt worden. Meer houvast gaven de proeven in Kats op een model met schaal 110; ook daar was echter nog voor zichtigheid geboden bij de interpretatie, vanwege de invloed van de schaalfactoren. Er zijn zes proeven gedaan op een model van een pijler-op-putten en één proef op een model van een pijler-monoliet. Om de conditie van de stormvloedkering ook later te kunnen bewaken, zullen enkele pijlers en de ondergrond voorzien worden van meet-instrumenten. Daartoe wordt thans een 145

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 35