nis ;h onderzoek; dat onderzoek dient boven-
die t gesteund te worden met alle bestaande
ke nis en onderzoeksmiddelen. Gelukkig is in
Ne Ierland bij het Laboratorium voor Grond-
mi ;hanica veel kennis aanwezig op het
ge ied van zachte grondsoorten, waaronder
za d. Niettemin werd het verstandig geacht
on ook buitenlandse deskundigheid in te
sc akelen. Maar alleen kennis bleek bij lange
ni voldoende om goed te kunnen voor-
sp Hen wat de stormvloedkering zal doen
or er normale en extreme belastingen. Er
m jst een beroep gedaan worden op model-
01 erzoek, en dat op een schaal zoals zelden
in e grondmechanica wordt toegepast. In de
hy raulica schrikt men er niet voor terug om
ee model-onderzoek van bijvoorbeeld
1 iljoen gulden te doen; in de grond-
m hanica gebeurt dat zelden. Men kan zich
da ook voorstellen, dat de wereld van de
gr ïdmechanica met grote belangstelling de
on wikkelingen volgt van het Oosterschelde-
pr eet. Het zal duidelijk zijn dat de daarbij
ve /«regen meetgegevens nog gedurende
ge rime tijd voldoende stof zullen opleveren
vo i voortgezette studies.
O wikkeling van de constructie
In e eerste opzet van de stormvloedkering
dó ht men aan een uitvoering met doorlaat-
ca .sons. Met caissons was reeds vaak
ge erkt en men kende de voordelen. In die
be ntijd van het ontwerp zijn weliswaar ook
an are oplossingen geopperd, waaronder vele
ori nele, maar of om technische of om
ec ïomische redenen moesten die worden
ve 'orpen. Men besloot dus de storm-
vlc dkering te maken van caissons, met
als jrootste afmetingen 53 x 50 x 32,5 m.
De aissons zouden in vrij korte tijd gebouwd
ku ten worden, maar er bestond twijfel of de
kr hten-overdracht naar de ondergrond via
he fundatiebed wel voldoende verzekerd zou
zij Tengevolge van zand-insluiting en van
aa anding op het fundatiebed zou de
wr 'ingscoëfficiënt tussen caisson en fun-
da abed misschien te klein worden. Daarop
vo de de ontwikkeling naar een ontwerp van
ca sons op putten en nog later van pijlers op
pu en. De krachtenoverdracht verliep bij deze
la. .te ontwerpen grotendeels via de zijkant;
de tabiliteit nam toe en de deformatie
we i kleiner. Een belangrijk bijkomend
vo deel was dat onder de put geen fundatie-
be meer nodig zou zijn. Bij nadere
be jdering bleken echter ook aan het
on erp 'pijlers op putten' nadelen verbonden
te i. De noodzaak om bouwkuipen toe te
passen maakte de bouwtijd lang en joeg de
kosten omhoog.
Als derde en laatste variant werd tenslotte
een tussen-oplossing gevonden, de pijler
constructie als monoliet. De gehele pijler
wordt nu in één stuk geprefabriceerd. Zijn
standzekerheid ontleent hij zowel aan de
wrijving aan de onderkant als aan de zijde
lingse steun. Door de pijler binnen bepaalde
grenzen meer of minder in te bedden kan
gespeeld worden met de verdeling van de
steun. Weliswaar wordt nu opnieuw een
fundatiebed geïntroduceerd, zoals destijds bij
de caisson. Het fundatiebed is op het
ogenblik onderwerp van een diepgaande
studie. Gezocht wordt een ontwerp dat
tegelijk voldoet aan de funderings-technische
en hydraulische eisen betreffende een goede
krachtenoverdracht en erosiebestendigheid.
De pijler-constructie als monoliet
Alvorens het hefschip een pijler vanuit het
bouwdok op zijn plaats kan gaan zetten
moeten daar verschillende handelingen aan
vooraf zijn gegaan, te beginnen met een
grondverbetering.
Uit het terrein-onderzoek is gebleken dat de
bovenste grondlagen op diverse plaatsen in
de Hammen en de Schaar vrij veel klei-
insluitingen in het zand bevatten. Dienten
gevolge dient de oorspronkelijke grond daar
ter plaatse tot een bepaalde diepte onder de
pijler weggebaggerd te worden en vervangen
door schoon zand. Als dat gebeurd is, moet
over het grootste deel van het tracé een
cunet gebaggerd worden. In het algemeen
moeten de pijlers dieper komen te staan dan
de geul-bodem, omdat anders het vereiste
doorstroomprofiel niet gehaald kan worden.
Daarna wordt het zand onder en naast de
pijler verdicht.
Dit zal geschieden vanaf een verdichtings
schip, dat uitgerust is met zogeheten triI-
naalden of vibratoren, die in het zand
gespoten worden en het zand door trilling tot
een dichtere pakking brengen. Hierdoor wordt
voorkomen dat het zand onder dynamische
golfbelastingen op de kering gaat verweken
en zijn draagkracht deels verliest. Uit proeven
in het laboratorium is gebleken dat in de
gegeven omstandigheden het gevaar van
verweking na de verdichting als geëlimineerd
kan worden beschouwd. Daarnaast heeft ook
een proef op grote schaal, die in 1975 in de
werkhaven van Neeltje Jans op een caisson
is gedaan, voldoende vertrouwen gegeven in
het procédé.
Wanneer het zand verdicht is, kan het
143