dende voorwaarden': 1. binnen anderhalf jaar moet vaststaan dat de half open dam inderdaad kan worden gebouwd; 2. het project mag in méérkosten een bedrag van ongeveer 2 miljard gulden niet aanzienlijk overschrijden; 3. de stormstuwcaissondam moet in het jaar 1985 klaar zijn. Wordt aan één of meer van die voorwaarden niet vol daan, dan wordt onherroepelijk rechts omkeert gemaakt naar het oorspronkelijke plan van een dichte dam. Het kamerdebat eindigt dus in een compromis op een compromis. En het zal niet het laatste zijn. November 1974: aan de pylonen in de sluitgaten wordt niet meer verder gewerkt. De activiteiten in de Oosterscheldemonding beperken zich tot bescherming en stabili sering van wat er eenmaal ligt. Op de tekentafels aan de wal wordt het intussen werken onder hoogspanning. Wanneer Westerterp op 4 december 1974 naar Zeeland komt om daar onder de bestuurders de loyaliteit te peilen voor mede werking aan de uitvoering van de regerings beslissing die men in meerderheid niet wenste, heeft hij - zoals hij zelf zegt - 'wat goed te maken'. Hij erkent dat hij in Middelburg binnenstapt in een moeilijk psychologisch klimaat. De Zeeuwse bestuur ders van provincie en waterschappen maken hem duidelijk dat er ook in dit gezagsge trouwe gewest een grens is aan het incas seringsvermogen. Voorlopig gaat daarna zand over de zaak. Er komt korte tijd later een grootscheeps programma tot tijdelijke en gedeeltelijke dijksverhogingen op gang. 1975-1978 Nog één keer nadien leek het echt spannend te worden, dreigde de giftige polarisatie over de Oosterschelde weer toe te slaan. Dat was toen in het voorjaar van 1976 (vlak voordat rijkswaterstaat met uitsluitsel kwam over de haalbaarheid van de plannen na anderhalf jaar studie) een ingenieursbureau in opdracht van de landelijke stichting 'Natuur en Milieu' en de samenwerkende Oosterschelde- actiegroepen een rapport uitbracht. Con clusie daarin: dijksverhoging langs een open te houden Oosterschelde is heel wat minder problematisch en behoeft heel wat minder te kosten dan altijd is verondersteld. Ongerust gemaakt door berichten dat de kosten van de pijlerdam in de Oosterschelde (het technisch ontwerp was intussen aanzienlijk veranderd en daaruit waren de stormstuwcaissons ver dwenen) wel eens heel veel duurder zou kunnen blijken uit te vallen dan regering en parlement als maximumgrens aanhouden, zette Zeeland al bij voorbaat de aanval in. 'Niet langer uitstel meer, de knoop nu doorhakken, afspraken zijn afspraken', heette het in een open brief aan parlement en regering. Bijna iedereen besefte dat de dam van het oude deltaplan niet meer 'te verkopen' was. Maar nu mocht er om finan ciële redenen niet even snel worden doorge slagen naar de andere kant: een open Oosterschelde. Achteraf bleek het een overbodige schrik reactie. Het kabinet besloot diezelfde zomer dat de pijlerdam zal worden gebouwd. En een jaar later werden ook de afmetingen van de doorstroomopeningen vastgesteld: samen 14.000 vierkante meter. Weer was een com promis op een compromis bereikt: kabinet en kamer vonden elkaar in dit geval ook op een tussenoplossing uit een serie van drie varianten: 11.500, 14.000 en 20.000 vierkante meter. De financiën waren dit keer bepalend De schermmutselingen tussen de vroegere voor- en tegenstanders van een afgesloten Oosterschelde veren af en toe nog eens op. Maar het zijn flauwe aftreksels geworden vai de gevechten, die zich aan het begin van de jaren '70 afspeelden. Toen het kabinet- Den Uyl in 1973 aantrad beloofde minister Westerterp dat 'er snel een definitief besluit' moest vallen over de Oosterschelde. Hij von<! dat 'het hoog tijd was geworden om een eim te maken aan de onzekerheid in deze kwestie'. Toch heeft het vier volle jaren gevergd, dat proces van conflict naar compromis over een Oosterschelde die dich gaat en toch open blijft. Kees v. d. Ma is 140

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1978 | | pagina 30