Wie zich schriftelijk tot de commissies wendt,
wordt later in de gelegenheid gesteld zijn
standpunt toe te lichten in een openbare hoor
zitting. In dit geval werd de openbare hoor
zitting op 22 juni 1977 te St.-Philipsland
gehouden. Als de commissies voor de water
huishouding en van overleg voor de wegen
apport hebben uitgebracht over de inge
komen bezwaren en wensen, weegt de Raad
'an de Waterstaat de opmerkingen en be-
iwaren af tegen het geheel van de belangen
lie in het geding zijn. Daarna wordt een
advies uitgebracht aan de minister van
•/erkeer en Waterstaat en aan de Provincie
Zeeland. De minister en het Provinciaal
3estuur bestuderen het advies en stellen ten
slotte respectievelijk het tracé van de dam en
•iet tracé van de weg vast.
De weg over de Philipsdam zal voor een
selangrijk deel het westelijk deel van Rijks-
zeg 257 vervangen, die nu westelijk Noord-
Drabant en St.-Philipsland via het veer Anna-
'acobapolder-Zijpe met Schouwen-Duiveland
erbindt. Daardoor wordt tussen West-Brabant,
Schouwen-Duiveland en Goeree-Overflakkee
oor automobilisten een reistijdverkorting
'ereikt van 20 tot 30 minuten. De weg zal een
)elangrijke functie in het doorgaande recrea-
everkeer gaan vervullen.
De weg over St.-Philipsland heeft thans als
elangrijkste functie de ontsluiting van het
hland zelf. Het doorgaande verkeer is buiten
iet zomerseizoen gering. Naar verwachting
al 20% van het op St.-Philipsland georiën-
eerde verkeer in 1990 over de nieuwe dam
zaan rijden.
let doorgaande verkeer is sterk seizoen-
gevoelig vanwege de recreatieve mogelijk
heden van Schouwen-Duiveland en Goeree-
Overflakkee.
Uit de voor het jaar 1990 geraamde verkeers-
ntensiteit blijkt, dat de nieuwe verbinding
maar een klein deel van de functie van de
Zeelandroute en van Rijksweg 58 zal kunnen
overnemen. Op een gewone werkdag passeren
thans gemiddeld ruim 32 000 voertuigen de
Grevelingendam en Rijksweg 58. Geraamd is
dat in 1990 toch niet meer dan 4000 voertuigen
de route over de Philipsdam zullen kiezen.
Op grond van de te verwachten verkeers-
ntensiteit lijkt het dus verantwoord, de weg
over de Philipsdam op te nemen in het
secundaire-wegenplan van de provincie
Zeeland.
De verkeersprognose voor 1990 wijst uit dat
een enkelbaansweg over de Philipsdam een
joede verkeersafwikkeling mogelijk zal maken.
'Jit het oogpunt van verkeersveiligheid dienen
uitwegen van landbouwpercelen en fiets-
verkeer op deze weg vermeden te worden.
Door de aanleg van een parallelweg kunnen
de andere weggebruikers toch gebruik maken
van deze route. Op die parallelweg kunnen
dan tevens de ontsluitingswegen van het
sluizencomplex worden aangesloten; en
eventuele toegangswegen tot recreatieve
faciliteiten op en nabij de dam.
De parallelweg wordt aan de oostzijde van
de autoweg gesitueerd omdat daar het gebied
ligt met de grootste recreatieve mogelijkheden:
de droogvallende Plaat van de Vliet. Het
natuurgebied ten westen van het damvak zal
dan ook minder verstoring ondergaan. De
enkelbaans autoweg zal bestaan uit twee rij
stroken met een breedte van 3,50 m tussen de
strepen. De bermen krijgen een breedte van
4,00 m, hetgeen ruimte schept voor vlucht-
havens.
De parallelweg op de dam zal ook gebruikt
worden voor onderhoudswerkzaamheden.
Daarom is een breedte van 5,50 m nood
zakelijk. De bermen naast de parallelweg
worden 3,00 m breed. De hoofdrijbaan over de
700 m lange brug over de sluizen krijgt een
breedte van 11,43 m, waardoor er voldoende
ruimte is om naast de twee rijstroken vlucht
stroken te voorzien. De parallelweg op de
brug wordt ruim 7 m breed. De weg over
de Philipsdam moet worden aangesloten op
Rijksweg 18 op de Grevelingendam en op
Rijksweg 257 op St.-Philipsland. Rijksweg 18
wordt nu al intensief bereden en in de toe
komst wordt hij mogelijk uitgebouwd tot auto
snelweg. Daarom is een ongelijkvloerse aan
sluiting op de Grevelingendam wenselijk.
De kruising met Rijksweg 257 kan worden
gecombineerd met de toekomstige provinciale
weg naar Tholen over de Krabbenkreekdam.
Om redenen van verkeersveiligheid is ook
hier een ongelijkvloerse kruising te verkiezen.
Met deze uitgangspunten voor de weg heeft
de Commissie Compartimentering Ooster-
schelde vier alternatieven geanalyseerd voor
het zuidelijk tracé van de Philipsdam.
Alternatief 1 is een tamelijk korte dam tussen
de sluizen en de te verzwaren dijk van
St.-Philipsland. Het wegtracé op het eiland is
om de infrastructuur zoveel mogelijk te bun
delen, nauw aangesloten op de te verzwaren
dijk. St.-Philipsland wordt doorsneden waar
het op zijn smalst is.
Alternatief 2 komt in hoofdlijnen overeen met
alternatief 1. Het wegtracé is langs en tegen
een bestaande binnendijk, de Oostdijk, ge
situeerd, met een vloeiende aansluiting op
Rijksweg 257 bij het dorp St.-Philipsland.
61