1906. Te Oostmahorn werd toen een water
stand waargenomen van N.A.P. 4,20 m.
Op 3 januari 1973 werd bij Wierum de hoge
stormvloedstand van N.A.P. 3,70 m bereikt.
De verhoging is uitgevoerd met een zand-
kern. Op het buitenbeloop werd tot N.A.P.
2,50 m en 20 cm dikke verdediging aange
bracht van koperslakblokken op 10 cm grind.
Daarboven ligt, reikend tot N.A.P. 7 m,
een asfaltbetonverdediging, die aan de
onderzijde wigvormig uitloopt tot 40 cm dikte.
Overigens werden buitenbeloop met kruin,
binnenbeloop en bermen afgedekt met een
kleibekleding waarvoor de klei werd ontleend
aan de oude zeedijk en het voorliggende
terrein. Op de klei is langs de bovenkant van
de asfaltbekleding een 3 m brede onder-
houdsberm aangelegd, verhard met uit het
werk vrijkomende klinkers. De verharding
voorkomt tevens dat het graasvee de grasmat
juist boven de bekleding kaal loopt. De
klinkers zijn afgedekt met kruimelaarde en
ingezaaid met een graszaadmengsel, waar
door een goede overgang is ontstaan van de
zware asfaltbetonbekleding naar de minder
sterke kleibekleding met grasmat. Dat de
overgang van zetsteenbekleding naar asfalt
beton ligt bij N.A.P. 2,50 m, wordt bepaald
door de golfaanval tijdens de uitvoering, en
door de noodzaak voldoende hoogte te
hebben boven de onderkant van het zand-
cunet om eventueel uittredend perswater
tijdens de bouw te kunnen opvangen, en ook
om een voldoend dikke funderingslaag van
zand te verkrijgen voor het asfaltbeton; tevens
wil men hiermee wateroverspanningen onder
het asfaltbeton voorkomen na hoge storm
vloeden. Onder de overgang is ter beveiliging
van het zandlichaam bij beschadiging van de
steenzetting een houten schot opgenomen dat
reikt tot 70 cm onder de onderkant van de
asfaltbetonbekleding.
Het bovengronds van de dijk afvloeiende
regenwater wordt opgevangen in betongoten
langs de binnenteen en afgevoerd door
putten en daarop aansluitende leidingen. Het
in het zandlichaam van de dijk binnen
dringende grondwater wordt in de dijkvakken
die in de zomerpolders worden uitgebouwd,
en waar men een dichte buitenteen heeft en
een dichte ondergrond onder het zand
lichaam, afgevoerd door een stelsel van
langsdrains met dwarsafvoeren naar de
dijkvaart of de riolering. Waar de drainage
de bestaande dijk kruist, worden de sleuven
over de onderste meter ter meerdere en
blijvende verzekering van de waterafvoer
gevuld met schoon zand. In de dijkvakken
waar voor de buitenteen geen hoog voorland
aanwezig is en waar de grondwaterstroom
niet via steenbekleding of ondergrond
is te keren, geschiedt de blijvende ont
watering van het zandlichaam naar buiten
toe. In eerste instantie vindt de ontwatering
plaats via de mijnsteen. Om uitspoelen van
zand te voorkomen is daarom onder de mijn-
steen een filterdoek in de constructie op
genomen. Omdat de mijnsteenkade op den
duur mogelijk minder waterdoorlatend zal
worden, wordt het zandlichaam door ver
wijdering van de sliklagen of middels ont
gravingen in verbinding gebracht met de
zanderige Wadafzettingen in de ondergrond.
Langs nagenoeg het hele werk is achter de
zeedijk een 3 m brede inspectieweg aange
legd. De inspectieweg en de onderhoudsberm
op het buitenbeloop zijn via op- en afritten
met elkaar verbonden. Ten behoeve van de
beweiding werden de nodige afrasteringen
en een veedrinkwaterleiding met drinkbakken
aangelegd.
51