tussen het zoute en zoete water in de sluis zo goed mogelijk te onderkennen en het terugwinsysteem daarop af te stemmen. Als deze beheersmaatregelen falen, zal of de zoetwaterlast op het zoute bekken sterk toe nemen of - bij versterkte terugwinning van zoet water - de zoutlast op het noordelijk deei van het Zoommeer. Bij de varianten 2 en 3 nemen deze problemen steeds meer af, gezien de grotere mengmoge- lijkheden op het bekken en door de grotere wateruitwisseling met de Noordzee. Het is wel duidelijk dat bij alle varianten rondstro- ming met zout Grevelingenwater in West- Oostrichting een positieve invloed zal hebben op het beheer van het zoutgehalte. Bij de beschouwing van de morfologische aspecten is gekeken naar de geulvorming als gevolg van de normale dynamiek in een getijgebied, de geulverlegging als gevolg van faseverschuivingen in het getij op het bekken en het sedimentatieproces. Naarmate de getij-amplitude afneemt, vermindert ook de normale getijdynamiek. De faseverschuivingen in het getij nemen dan echter toe, hetgeen geulverleggingen kan inleiden. Het totaalbeeld van deze tegengestelde tendensen is nog niet voorspelbaar. Bij het sedimentatieproces is net zo'n com plex van tegengestelde factoren aanwezig, waardoor de omvang van het jaarlijkse sedi mentatieproces bij de verschillende varianten zeer moeilijk voorspelbaar wordt. Voorshands bestaat de indruk, dat de jaarlijkse sedimen tatie over het gehele bekken gezien bij de verschillende varianten niet wezenlijk zal verschillen, doch dat bij afnemende getij amplitude plaatselijk grotere sedimentaties kunnen optreden. Het aspect van de waterhuishouding heeft met name betrekking op de zoutbeheersing van het getijdebekken en de functie van een zout of zoet Grevelingenmeer daarbij, en daarnaast op de zoetwaterbeheersing van het Zoommeer en de waterbeheersing van polders rond het Oosterscheldebekken. Voor de kwestie van de zoutwaterbeheersing van de Oosterschelde kunnen we terugver wijzen naar het gestelde bij milieu-aspecten. De zoetwaterbeheersing van het Zoommeer ondervindt geen invloed van de drie varianten, althans wanneer de zoetwaterterugwinning ter bestrijding van de zoetwaterlasten op het getijdebekken bij het schutbedrijf op de juiste wijze plaatsvindt. De beheersing van de polderlozingen op het getijdewater zal in principe minder moeilijk zijn bij grotere getij amplitudes. De gevolgen die voor de visserij verbonden zijn aan de keuze van een doorstroomopening in de stormvloedkering, zijn afzonderlijk be studeerd voor de oesterteelt, de mosselteelt, de garnalenvisserij en de kinderkamerfunctie. Met name de drie genoemde cultures zijn sterk afhankelijk van zowel het voedselniveau in het bekken als de sedimentatie-toestand die na realisering van de stormvloedkering in de Oosterschelde zal blijken voor te komen. Het schatten van de toekomstige voedselsituatie is bij alle varianten een zeer moeilijke zaak; hetzelfde geldt, zoals bij de behandeling van de morfologie reeds is gesteld, ten aanzien van de sedimentatieprocessen. Wel kan ge steld worden dat toenemende afwijking van de huidige situatie een toenemend risico zal inhouden voor de cultures. Vermoed wordt dat de kinderkamerfunctie van de Ooster schelde niet door de beschouwde varianten zal worden beïnvloed. De invloed van het doorstroomprofiel op de compartimenteringswerken, de werken tot verruiming van het kanaal door Zuid-Beveland en de overige aanpassingswerken, komt in wezen slechts tot uiting in geringe verschillen in de drempeldiepte van sluizen, kanaalpan den, haveningangen en aanleggelegenheden. Deze effecten zijn echter uit technisch en financieel oogpunt marginaal van karakter ten opzichte van de totale problematiek en het geheel van de kosten. De invloed van de keuze van een doorlaat- opening op de recreatie is eveneens verwaar loosbaar. Bij de beschouwing van de financieel-econo- mische aspecten bleek, zoals ook reeds uit het voorgaande kon worden geconcludeerd, dat op dit moment alleen de meerkosten van de stormvloedkering bij toenemend door stroomprofiel, de als gevolg daarvan toene mende werkgelegenheid, en een geringe toe neming van de onderhoudskosten van de constructie, kwantificeerbaar zijn. De onder houdskosten zijn overigens slechts marginaal in verhouding tot de totale kosten. Ten einde de hiervoor beschreven invloeden van een groter of kleiner doorstroomprofiel in de stormvloedkering en hun samenhang op waarde te schatten, is er een overzichtsmatrix gemaakt van alle beschouwde aspecten en invloeden. Vervolgens is een onderscheid gemaakt tussen voor de besluitvorming wel en niet relevante aspecten. Als 'niet relevant' werden hoofdzakelijk aspecten beschouwd die slechts een marginale invloed hebben op het totale keuzeprobleem (tabel 2). Tenslotte zijn de relevante aspecten in een overzichtsmatrix nader bezien. 43

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 45