lengte van de getijbeweging kunnen zich opslingeringsverschijnselen gaan voordoen. Zoals al is uiteengezet, kan men zich de getijbeweging voorstellen als bestaande uit verschillende componenten. In de praktijk zal er dan ook altijd wel een component zijn die op een bijzondere manier op het bekken reso neert, dat wil zeggen in opslingering komt en versterkt wordt. Als die component klein is, zoals bijvoorbeeld Mó in figuur 1, dan heeft deze opslingering nauwelijks praktische bete kenis. Indien echter door compartimentering de afmetingen van het bekken veranderd worden en met name de lengte ervan, dan kan het gebeuren dat er componenten van het getij in opslingering geraken, die dit voor heen niet deden. Combineren we de twee beschreven ver schijnselen, faseverschuiving en opslingering, dan zien we dat de gevolgen van hun gecom bineerde actie aanzienlijk kunnen zijn. Veranderingen van de bekkenlengte kunnen opslingeringen tot gevolg hebben die verho gingen en verlagingen van de oorspronkelijke waterstand veroorzaken. Faseverschuivingen van de componenten kunnen vervolgens ver oorzaken dat er verhoging van het hoogwater of dubbele vloed- of ebtoppen ontstaan, als ook verhogingen of verlagingen op andere punten van de getijkromme. Dat de getij stromingen hierbij ook zullen veranderen behoeft amper betoog, gezien het feit dat stromen en waterstanden ten nauwste met elkaar verbonden zijn. Geven we nu een voorbeeld van wat een en ander in de concrete situatie van de Ooster- schelde kan betekenen. We vergelijken het huidige waterstandsverloop ter plekke van de geprojecteerde Philipsdam met het berekend Fig. 4. Voorbeeld van een berekend getij in Krabbekreek en Mastgat thans en bij compartimentering volgens C4 Fig. 5. Het berekend getij in het sluitgat Schaar van Roggen- plaat thans en bij comparti mentering volgens C4 verloop na de aanleg van de Philips- en de Wemeldingedam, volgens het inmiddels ver vallen compartimenteringsplan C4. In figuur 3 treffen we voor de huidige toestand een 'nette' gladde kromme aan. Deze kromme blijkt onder invloed van de compartimentering veranderingen te ondergaan. De ebstroom vertoont omstreeks 13.30 uur een 'bult', die blijkt teruggevoerd te kunnen worden op ver schuiving en opslingering van component Mó. De oorzaak van deze wijziging ligt in het feit dat behalve de Philipsdam ook de Wemeldingedam is aangelegd. Ook de verhoging van het hoogwater is hierop terug te voeren. In het gegeven voorbeeld zijn de waterstandsveranderingen niet zo spectaculair, maar als men ook de debieten bekijkt, dus de stromingen in m3/sec, dan blijken er toch wel opvallende veranderingen 482

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1977 | | pagina 8