Open, dicht of open/dicht? Beleidsanalytische beschouwing van drie alternatieve oplossingen voor het Oosterscheldeprobleem In dit artikel worden, min of meer ter afsluiting van de reeks beschouwingen in Bericht 72 (mei 1975) t/m 74 (november 1975) en 76 (mei 1976), drie alternatieve oplos singen geanalyseerd die men voor de vol tooiing van de Deltawerken zou kunnen kiezen. Over deze zaak nam de regering op 9 november 1974, een beslissing, waarmee het parlement op 20 november 1974 zijn instemming betuigde. Wat men in dit artikel vindt is een samen vatting van hetzelfde materiaal dat door de minister van Verkeer en Waterstaat werd voorgelegd aan zijn collega's en aan de volksvertegenwoordiging, en waarmee hij de basis wilde leggen voor een discussie over zijn voorstel, namelijk om alternatief C3 te kiezen. De methode waarlangs de feiten zijn ver zameld, geordend en gepresenteerd, staat bekend als de beleidsanalyse. De drie alternatieven waar het in dit verband om gaat, zijn de volgende: - In de mond van de Oosterschelde wordt een afsluitbare stormvloedkering gebouwd; de dijken langs het bekken worden plaatselijk enigszins verhoogd (alter natief C3); - De Oosterschelde wordt afgesloten met een dam volgens het oorspronkelijke Deltaplan (alternatief D4); - De Oosterschelde blijft open: de dijken langs het bekken worden alle op Delta hoogte gebracht volgens het plan van de Provinciale Waterstaat Zeeland (alter natief A3). Elk van de alternatieven biedt veiligheid, zij het in verschillende mate; daarnaast heeft elk alternatief nog een groot aantal belangrijke consequenties op andere gebieden, zoals het milieu, de visserij, de werkgelegenheid, enzovoort. Elk alternatief leidt dus, behalve in meerdere of mindere mate tot het beoogde doel, tot deelproblemen die op zich niets met veiligheid te maken hebben, maar die wel van invloed moeten zijn op de beslissing. Het gaat er nu om, op compacte en over zichtelijke wijze de consequenties van elk der drie alternatieven op een aantal gebieden te laten zien. Om uitspraken te kunnen doen over toekom stige gevolgen moeten daarbij aannamen worden gedaan met betrekking tot de toekomst. Deze aannamen zijn zo veel mogelijk expliciet vermeld, en de gevolgen zijn waar mogelijk gekwantificeerd in relevante eenheden, bijvoorbeeld oppervlakte getij- gebied, diersoorten, aantal arbeidsplaatsen, guldens, enzovoort. Er zijn echter gebieden waarvoor geen kwantitatieve grootheid kan worden gehanteerd; in dat geval is wel getracht een rangorde aan te geven. De kwantificering of rangorde houdt geen waardering in. Het waardeoordeel, dat veelal subjectief is, wordt aan de beoordelaar overgelaten. Het duidelijkst komt de subjec tiviteit naar voren op milieu-gebied. Hier is geen objectieve norm aanwezig voor het meten van waarden. Aan de ene kant heeft men de huidige Oosterschelde met zijn schorren en slikken, aan de andere kant de afgesloten zeearmen, zoals het Veerse Meer en het Grevelingenmeer, waar de droog gevallen platen door hun ruige begroeiing eveneens een buitengewoon aantrekkelijk landschap vormen. Iedere lezer wordt in staat geacht een 412

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 6