en de gemiddelde golfperiode. Hieruit kwam naar voren dat de significante golfhoogte ter plaatse van het damtracé gemiddeld evenredig is met de gemiddelde golfperiode tot de macht 2,65. Bij het onderzoek indertijd waren slechts significante golfhoogten ter beschikking tot maximaal 1,80 meter. Tijdens de januaristorm zijn echter signifi cante golfhoogten voorgekomen hoger dan 2 m, met een maximum van 2,25 m. Bij analyse blijkt nu dat de vastgestelde relatie ook voldoet voor de tijdens de januaristorm opgetreden hogere golven. De laatste jaren heeft het golfonderzoek in de mond van de Oosterschelde zich vooral geconcentreerd op het analyseren van de golfbeweging tijdens zware stormen. De voornaamste reden hiervan is dat de invloed van de onderwaterdelta op de golfbeweging zo ondoorzichtig is dat voorlopig volstaan moet worden met een hoofdzakelijk empirische aanpak. Het spreekt vanzelf dat extrapolatie van dergelijke empirische relaties naar ont- werp-omstandigheden, met bijvoorbeeld een gemiddelde overschrijdingskans van eens in de 2500 jaar, veel onzekerheden meebrengt. Door met name de zeer zware stormen te analyseren kan men dan meer inzicht ver krijgen in de waarde van de toegepaste extrapolaties. Vanuit het oogpunt van de golfstudie zijn de veelvuldig voorgekomen zeer zware stormen van de afgelopen jaren dan ook bijzonder interessant geweest. 386

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 36