Bi weiden, maaien, branden en niets doen
zi i beheersmaatregelen die toegepast
ki inen worden in het Spuimondgebied. Door
e ensieve beweiding kan een gradiënt
o. tstaan in begrazingsdichtheid en voedsel-
ri ;dom. Door middel van branden wordt de
w ardevolle ruigtevegetatie van het rietgors
ii stand gehouden. Door maaien en afvoeren
v n het gemaaide kunnen waardevolle vege-
t; tietypen ontstaan en worden verschillen in
ti )fiegraad geaccentueerd. Niets doen
v rschaft de mogelijkheid tot het bestuderen
v n ongestoorde successie.
ariatie in de vegetatie krijgt men door in
v rrschillende gebieden met eenzelfde
h )ogteligging en bodemgesteldheid een
v erschillende beheersmaatregel toe te
p assen, en omgekeerd door dezelfde beheers-
n aatregel toe te passen in gebieden waar
c adiënten aanwezig zijn.
weidevogels en als pleisterplaats voor
Smient, Grauwe Gans, Kolgans, Rietgans,
Brandgans en Goudplevier.
Rietlanden en ruigtevegetaties zijn onder
meer van belang voor Bruine Kiekendief en
Baardmannetje. Hooilanden zijn mogelijk een
geschikte biotoop voor bijvoorbeeld de
Kwartelkoning. Op plaatsen waar struweel
ontstaat kunnen zich voor de Spuimond
nieuwe vogelsoorten vestigen.
Het botanisch optimale beheer hoeft niet
noodzakelijkerwijs overeen te komen met het
ornithologisch optimale beheer. Met name
Ganzen en weidevogels komen vooral voor in
grootschalige terreintypen. Hoewel uit
botanisch oogpunt beweiding in najaar en
winter gunstig kan zijn, is het vee in deze
periode een voedselconcurrent voor de
Ganzen. Om de botanische en ornithologische
E sen van de vogels
li hoeverre kan het gebied van de Spuimond
n j en in de toekomst nog voldoen aan de
v :rwachtingen van de avifauna?
E-akwaterslik, waar Wulp, Rosse Grutto en
K uut voor hun voedsel op aangewezen
v.aren, is na de afsluiting niet meer te
c eëren. Het zoetwaterslik zou voor Winter-
t' iing, Kievit, Watersnip, Grutto en Kemp-
h ian, onbegroeid moeten blijven,
t 3 achteruitgang van de Ruwe-biezenvelden
z u nader onderzocht moeten worden.
F ervan zijn namelijk de Grauwe Gans en
e m aantal zwemeenden voor hun voedsel
a hankelijk.
G ote oppervlakten extensief beweid gras-
lï nd zijn nodig als broedgebied voor
rklaring globale vegetatiekaart
Gemeenschap met een overheersing
van ruwe bies begeleid door haagwin
den of fioringras of hoge ruigtekruiden
Gemeenschap met een overheersing
van zeebies begeleid door echte water
kers of fioringras of melkdistel of
reukloze kamille of harig wilgenroosje
Fig. 4. Globale vegetatiekaart
van de Korendijkse Slikken
Fig. 5. Bestaande en mogelijke
gradiënten in het gebied van de
Spuimond
Gemeenschap met een overheersing
van riet met of zonder ruigtekruiden
met weinig of veel andere planten
soorten
spsg Begraasde vegetaties (begraasd riet of
'MS> begraasde bies- of grasgorzen)