g scheurd en omgezet in bouwland.
D meeste van de hieronder genoemde
s orten kwamen in 1973 nog voor: Echt lepel-
fa id, Knolvossestaart, Zilt torkruid, Zilte
z gge, Behaarde boterbloem, Schorrezout-
g as, Gewoon kweldergras, Zilte rus en
Z te- en Rode schijnspurrie.
C 3 de kunstmatig opgeworpen Rietheuvels,
v tarop vroeger Riet verzameld werd om te
v orkomen dat het tijdens springvloeden zou
v igspoelen, komt een tamelijk soortenrijke
r igtevegetatie voor met plaatselijk Braam.
K eine lisdodde komt over een aanzienlijk
c >pervlak op één plaats van de Beninger
S ikken vrijwel als enige soort voor.
V rgelijking met andere gebieden
L 3 vegetatie op de lagere delen van het
S suimondgebied vertoont overeenkomst met
d - vegetatie die voorkwam langs de oevers
v n kleine geulen in de Biesbos. Na de
v stiging van lichtwegvangende grotere
p anten zal deze vegetatie vermoedelijk
v rdwijnen. Door het nieuwe milieu en het
e emere karakter van de vegetatie op de
h >ger gelegen biezengorzen is zij niet of
n uwelijks in te delen bij bestaande verbon-
d :n en associaties. De vegetaties van de
c Ituurrietlanden en van de oeverwallen
k innen in het algemeen ook na de afsluiting
n g in onderscheiden vegetatie-eenheden
vi >rden ondergebracht.
I 3 situatie in het Spuimondgebied is min of
r aer vergelijkbaar met die op de Plaat van
heelhoek. De belangrijkste verschillen zijn,
d it de Plaat van Scheelhoek al in 1965 voor
h t getij werd afgesloten en dat het waterpeil
e sindsdien constant iets onder het maaiveld
v irdt gehouden. Van de 72 plantensoorten
d e groeien op het Zeebiesgors en het gras-
l< id langs het Zuiderdiep komen er slechts
z ven niet voor in het Spuimondgebied.
F iwe-biezenvegetaties, die in de Spuimond
h t soortenrijkst zijn, komen op de Scheel-
h ek helemaal niet voor. Op de lage delen
d mineert daar Zeebies. Op de hogere delen
v n de Zeebiesgorzen in de Scheelhoek
d mineert Harig wilgeroosje, samen met
e ige andere ruigtekruiden.
L Rietgorzen in de Scheelhoek zijn soorten-
a ner, waarschijnlijk ten gevolge van de
v ortdurend hoge waterstand, die het Riet
b gunstigt. Het vegetatietype dat in de Spui-
n >nd voorkomt op de oeverwallen, de
z genaamde Heemst-associatie, vinden we
o k weer terug op de Plaat van Scheelhoek.
C er het algemeen zijn alle vegetatietypen in
b t Spuimondgebied soortenrijker en hebben
ze een iets afwijkende soortensamenstelling.
Dit hangt waarschijnlijk samen met de wis
selende waterstand en de minder ver
voortgeschreden successie.
In het Spuimondgebied zijn, ondanks het
ontbreken van voedselarme en droge
situaties, 225 soorten hogere planten aange
troffen. Dit is tweemaal zoveel als gemiddeld
in Nederland op een vergelijkbaar oppervlak
(zie tabel 1). Vegetatiesoorten van vochtige
graslanden, van natte contact- en storings
milieus, van moerassen, moerasbossen en
bronnen en van oevergebieden zijn goed ver
tegenwoordigd; vijfentwintig soorten, 11% van
het totale aantal, zijn zeldzaam. De volgende
drie soorten zijn zeer zeldzaam: Bruin cyper-
gras, Slijkgroen en Wilde kaardebol.
In vegetatiekundig opzicht is de Spuimond
belangrijk door de ruigtevegetatie die voor
komt op de oeverwallen, de al eerder ge
noemde Heemst-associatie. Dit vegetatietype
is karakteristiek voor het meso-haliene
getijdemilieu en komt in Nederland
momenteel alleen langs het Haringviiet en in
het Verdronken Land van Saeftinge voor.
Alle soorten hebben zich tot nu toe in dit
vegetatietype gehandhaafd, en nieuwe soorten
hebben er zich gevestigd. Van bijzonder
belang zijn ook de oevervegetaties op de
periodiek droogvallende slikken. Hoewel de
vegetatietypen niet in bestaande systemen
zijn in te passen, kan hun belangrijkheid
worden afgeleid uit het hoge aantal zeldzame
soorten dat er in voorkomt (zie tabel 1).
Veranderingen na 1970
Door het wegvallen van de getijbeweging en
de verzoeting van het water hebben zich
nieuwe soorten gevestigd. Het aantal soorten
hogere planten is bijna verdubbeld. In
hoeverre de oude soorten zich kunnen
handhaven is moeilijk te voorspellen, daar
er vrijwel nog geen soorten uit het Spui
mondgebied verdwenen zijn. Wel is de
totale massa van een aantal soorten sterk
achteruit gegaan. Een voorbeeld hiervan
levert de Ruwe bies.
Het aantal soorten in de Ruwe-biesvegetaties
is enorm toegenomen van 1 of 2 per 25 m2
tot meer dan 30. Dit geldt ook voor Zeebies-
en Rietvegetaties, zij het in mindere mate.
In deze drie vegetatietypen neemt over het
algemeen de invloed van de bestaande
vegetatie toe; het pionierkarakter van de
vegetatie verdwijnt geleidelijk. In de gebieden
die vroeger gelegen waren boven gemiddeld
hoog water, de oeverwallen en grasgorzen,
treedt een minder grote verandering in de
365