d ken die hier in de 15e eeuw zijn aangelegd. N .dien zijn stapsgewijs gedeelten van het b itendijkse land ingepolderd. Het grootste d el van de slikken is al op een kaart uit de e rste helft van de 17e eeuw aangegeven. C 3 oppervlakte, gemeten tot aan de vroegere I. igwaterlijn, bedraagt ruim 900 ha; ongeveer 3 0 ha daarvan ligt nu echter vrijwel p rmanent onder de waterspiegel. Vóór de a sluiting van het Haringvliet was er een g tijverschil van 2 meter: het gemiddeld h ogwater lag op N.A.P. 1,20 m en het g imiddeld laagwater op N.A.P. 0,80 m. I- 3t zoutgehalte bedroeg 2500 tot 3000 mg Cl p r liter. Na de afsluiting is, in de plaats van d getijbeweging - een systeem met een g ote mate van zekerheid en voorspelbaar- h -id -, een systeem ontstaan met peil- v riaties, en daardoor een grote mate van C erzicht van de buitendijkse, b dogisch waardevolle ge- b den in het Haringvliet - H Hands Diep Plaat van Scheelhoek Slijkplaat Gorzen langs de Flakkeese kust 4 Korendijkse en Beninger Slikken Ventjagersplaten Hoogezandse gorzen f Sassenplaat Quackgors 1i Oosterse en Westerse laagjes 1 Enkele polders en Rietgor zen van Tiengemeten 1: Grasgorzen tussen Willem stad en Klundert 1 Plaat van het land van Essche 1 St.-Antoniegorzen onzekerheid en onvoorspelbaarheid. Eenzelfde gebied kan dagen achtereen onder water staan of dagen achtereen droogvallen. Dit heeft geresulteerd in een instabiel milieu met een dynamisch karakter. Het getijverschil is na de afsluiting gereduceerd tot gemiddeld 20 cm. Over langere tijd gezien en voor namelijk in de winter treden er waterstand schommelingen op van meer dan één meter. De gemiddelde waterstand is N.A.P. 50 cm. Via het Spui komt zoet water van de Oude Maas in het Haringvliet. Dit veroorzaakt plaatselijk nog vrij hoge stroomsnelheden. In het overige deel van het bekken is de stroomsnelheid door het wegvallen van het getij aanzienlijk gereduceerd, soms vrijwel tot nul. Uiteraard kunnen er onder invloed van de wind ook circulatiestromingen in het bekken optreden. Bovendien stroomt het water nu steeds in dezelfde richting, het noordwesten. Het zoutgehalte is gemiddeld 300 mg Cl/liter. Al in mei 1969 was het zout gehalte in het Haringvliet ten gevolge van de afsluiting van het Volkerak sterk gedaald, en ontstond er in het Spuimondgebied - zij het slechts gedurende anderhalf jaar - een zoetwatergetijde, met alle gevolgen van dien voor de bestaande levensgemeenschappen. Het vroegere en het huidige landschap Er is sinds de eeuwwisseling veel veranderd in het Spuimondgebied. Werd er vroeger alleen Ruwe bies aangeplant, rond 1900 begon men ook op de hogere delen Riet uit te zetten. Dit Riet heeft zich ten koste van de biezen uitgebreid, mede omdat het gebied is gaan opslibben. We beschrijven nu eerst de situatie tot 1970, VOORNE PUTTEN OVERFLAKkEE 361

Tijdschriftenbank Zeeland

Driemaandelijks bericht Deltawerken | 1976 | | pagina 11