Terrestrisch
milieu-onderzoek
De Afdeling Milieu-onderzoek houdt zich voor
namelijk bezig met terrestrische ecosystemen
die direct grenzen aan aquatische milieus, en
die dan ook in meer of mindere mate door die
milieus worden beïnvloed, zoals ze omgekeerd
ook een zekere uitwerking hebben op het
aangrenzende water. Het terrestrisch milieu
wordt niet, zoals het aquatische, vrijwel
geheel aan het oog van de mens onttrokken.
De mens maakt er meer direct deel van uit,
en het heeft voor hem een grotere
belevingswaarde. Aan de ontwikkeling van dit
milieu moet dan ook grote aandacht worden
besteed.
Gedurende de lange wordingsgeschiedenis
van Z.W.-Nederland, bepaald door mens èn
natuur samen, is een grote verscheidenheid
aan landschappen ontstaan, terwijl het gebied
als geheel toch een uitgesproken eigen karak
ter verkreeg.
Dit komt onder meer tot uiting in het land
schapsbeeld, dat wordt beheerst door ener
zijds het bedijkte land en anderzijds de
getijwateren, een twee-eenheid die men het
sterkst ervaart langs de oevers, waar land en
water elkaar ontmoeten. Sommige delen
- steden en industriegebieden - zijn door
menselijk ingrijpen zo sterk veranderd, dat
het natuurlijk element praktisch verdween.
In andere delen is de natuur daarentegen nog
steeds aspect-bepalend. Dat laatste geldt
vooral voor duinen en buitendijkse gronden.
Door de uitvoering van de Deltawerken zal
het landschap van Zuid-West-Nederland, dat
vroeger als geheel gekenmerkt kon worden
als een getijde-landschap, veranderen
in een landschap waarin eb en vloed
veel minder domineren. Poldergebieden en
grote semi-stagnante zoute of zoete meren
zullen het beeld bepalen naast geheel of dee s
intact gebleven zoute zee-armen.
De veranderingen laten zich het meest onmic-
dellijk gevoelen in de afgesloten zee-armen,
terwijl de duinen en het oude polderland
veeleer indirect zullen worden beïnvloed. Oo<
in het gebied vóór de deltadammen, de voor
delta genoemd, zullen zich belangrijke ver
anderingen voordoen.
In de afgesloten zee-armen komen grote
gebieden permanent droog te liggen, die
onderling echter sterk in karakter verschiller:
oude zandplaten, flauw hellende oeverlandet
voormalige slikken en schorren, oude duinen
en pas opgespoten terreinen.
Aan deze gebieden zullen van plaats tot plaa s
verschillende bestemmingen kunnen worden
gegeven. Het gebied als geheel zal velerlei
functies kunnen vervullen. Ervan uitgaande
dat de onderdelen het grotere geheel bepalei
en dientengevolge een zekere onderlinge
relatie hebben, dienen zowel de inrichting al
het beheer gebaseerd te zijn op een ruimtelijk
totaalplan waarin een uitspraak wordt gedaa 1
over de primaire functies die het gebied zal
dienen te vervullen.
Het centrale deel van het Deltagebied zal,
voor zover het zich thans laat aanzien, worden
bestemd tot recreatie- en natuurgebied. Het
ligt voor de hand bij het toekennen van be
stemmingen en bij de daarop volgende in
richting zoveel mogelijk uit te gaan van de
mogelijkheden van het landschap zelf. Nieuwe
mogelijkheden moeten optimaal benut worde t.
Waar mogelijk zal men daarbij de patronen,
processen en waarden van het oude systeerr
pogen te handhaven, echter niet tot elke prij
De verdeling van de ruimte voor natuur- en
recreatie-functies vormt op zich al een pro-
250